Derde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Definitie 32. Hunker is de begeerte of aandrift om iets te bemachtigen en wordt aangewakkerd door de herinnering daaraan, en tegelijk onderdrukt door de herinnering aan andere zaken die het bestaan uitsluiten van datgene waartoe men gedreven is.
Uitleg: zoals we al vaak zeiden: als we ons iets herinneren, zijn we precies daardoor ingesteld om dat met dezelfde gemoedstoestand te bezien alsof het aanwezig is. Maar wanneer we wakker zijn gaat die ingesteldheid of dat streven meestal gepaard met inbeeldingen van zaken die het bestaan uitsluiten van wat wij ons herinneren. Als wij dus terugdenken aan iets dat ons in een of andere aard van een gemoedstoestand van blijdschap bracht, zullen we er net daardoor naar streven dat in dezelfde gemoedstoestand van blijdschap als aanwezig te zien. Dat streven zal inderdaad gepaard gaan met de herinnering aan zaken die het bestaan daarvan uitsluiten. Daarom is de hunker in feite een droefheid die staat tegenover de blijdschap die ontstaat uit de afwezigheid van iets dat we haten, zie daarover 3p47s. Maar omdat de benaming van hunker lijkt te slaan op een begeerte, verwijs ik bijgevolg deze gemoedstoestand naar de gemoedstoestanden van begeerte.
Definitie 32. Hunker is de begeerte of aandrift om iets te bemachtigen en wordt aangewakkerd door de herinnering daaraan, en tegelijk onderdrukt door de herinnering aan andere zaken die het bestaan uitsluiten van datgene waartoe men gedreven is.
Uitleg: zoals we al vaak zeiden: als we ons iets herinneren, zijn we precies daardoor ingesteld om dat met dezelfde gemoedstoestand te bezien alsof het aanwezig is. Maar wanneer we wakker zijn gaat die ingesteldheid of dat streven meestal gepaard met inbeeldingen van zaken die het bestaan uitsluiten van wat wij ons herinneren. Als wij dus terugdenken aan iets dat ons in een of andere aard van een gemoedstoestand van blijdschap bracht, zullen we er net daardoor naar streven dat in dezelfde gemoedstoestand van blijdschap als aanwezig te zien. Dat streven zal inderdaad gepaard gaan met de herinnering aan zaken die het bestaan daarvan uitsluiten. Daarom is de hunker in feite een droefheid die staat tegenover de blijdschap die ontstaat uit de afwezigheid van iets dat we haten, zie daarover 3p47s. Maar omdat de benaming van hunker lijkt te slaan op een begeerte, verwijs ik bijgevolg deze gemoedstoestand naar de gemoedstoestanden van begeerte.
Latijnse tekst
XXXII. Desiderium est cupiditas sive appetitus re aliqua potiundi quæ ejusdem rei memoria fovetur et simul aliarum rerum memoria quæ ejusdem rei appetendæ existentiam secludunt, coercetur.
EXPLICATIO: Cum alicujus rei recordamur, ut jam sæpe diximus, eo ipso disponimur ad eandem eodem affectu contemplandum ac si res præsens adesset sed hæc dispositio seu conatus dum vigilamus plerumque cohibetur ab imaginibus rerum quæ existentiam ejus cujus recordamur, secludunt. Quando itaque rei meminimus quæ nos aliquo lætitiæ genere afficit, eo ipso conamur eandem cum eodem lætitiæ affectu ut præsentem contemplari, qui quidem conatus statim cohibetur memoria rerum quæ illius existentiam secludunt. Quare desiderium revera tristitia est quæ lætitiæ opponitur illi quæ ex absentia rei quam odimus oritur, de qua vide scholium propositionis 47 hujus partis. Sed quia nomen "desiderium" cupiditatem respicere videtur, ideo hunc affectum ad cupiditatis affectus refero.
XXXII. Desiderium est cupiditas sive appetitus re aliqua potiundi quæ ejusdem rei memoria fovetur et simul aliarum rerum memoria quæ ejusdem rei appetendæ existentiam secludunt, coercetur.
EXPLICATIO: Cum alicujus rei recordamur, ut jam sæpe diximus, eo ipso disponimur ad eandem eodem affectu contemplandum ac si res præsens adesset sed hæc dispositio seu conatus dum vigilamus plerumque cohibetur ab imaginibus rerum quæ existentiam ejus cujus recordamur, secludunt. Quando itaque rei meminimus quæ nos aliquo lætitiæ genere afficit, eo ipso conamur eandem cum eodem lætitiæ affectu ut præsentem contemplari, qui quidem conatus statim cohibetur memoria rerum quæ illius existentiam secludunt. Quare desiderium revera tristitia est quæ lætitiæ opponitur illi quæ ex absentia rei quam odimus oritur, de qua vide scholium propositionis 47 hujus partis. Sed quia nomen "desiderium" cupiditatem respicere videtur, ideo hunc affectum ad cupiditatis affectus refero.
Toelichting
Definitie 32. De eerste specifieke gemoedstoestand van de begeerte is de hunker, het sterke verlangen om iets te bemachtigen. De herinnering aan het voorwerp van het hunkeren zal het verlangen nog aanwakkeren, terwijl ideeën die het bestaan van het voorwerp van de aandrift uitsluiten die hunker nutteloos maken en dus ondermijnen.
De herinnering aan iets brengt ons automatisch in dezelfde gemoedstoestand die we ervoeren bij de eerste of een vorige ontmoeting met het voorwerp van onze herinnering; het effect van de herinnering op ons gemoed is hetzelfde als wanneer het voorwerp opnieuw aanwezig zou zijn. Als we ons een gebeurtenis herinneren die ons blij maakte, zullen we proberen aan deze gebeurtenis terug te denken in dezelfde gemoedstoestand. Maar tenzij dat in onze slaap gebeurt, zijn wij ons bewust dat het om een herinnering gaat: we beelden ons het voorwerp in als aanwezig, maar we weten dat het om een inbeelding gaat, een mentale aanwezigheid en geen materiële, ondanks de begeleidende identieke gemoedstoestand. Hoezeer we ook trachten om die gemoedstoestand levendig te houden bij die herinnering, wij zullen steeds tegelijkertijd ideeën hebben die ons ervan overtuigen dat het ‘slechts’ om een herinnering gaat, om iets dat voorbij is, om het verleden. Dat is een domper op de blijheid die opgeroepen wordt door de herinnering. Hunker is dus in de grond een droefheid, namelijk over de afwezigheid van iets dat we liefhebben. Als dusdanig is het de keerzijde van de blijdschap over de afwezigheid van iets dat we haten. Maar in het woord hunker (desiderium) zijn de connotaties van begeerte sterker dan die van droefheid en daarom heeft Spinoza de hunker ondergebracht onder de gemoedstoestanden van begeerte.
Definitie 32. De eerste specifieke gemoedstoestand van de begeerte is de hunker, het sterke verlangen om iets te bemachtigen. De herinnering aan het voorwerp van het hunkeren zal het verlangen nog aanwakkeren, terwijl ideeën die het bestaan van het voorwerp van de aandrift uitsluiten die hunker nutteloos maken en dus ondermijnen.
De herinnering aan iets brengt ons automatisch in dezelfde gemoedstoestand die we ervoeren bij de eerste of een vorige ontmoeting met het voorwerp van onze herinnering; het effect van de herinnering op ons gemoed is hetzelfde als wanneer het voorwerp opnieuw aanwezig zou zijn. Als we ons een gebeurtenis herinneren die ons blij maakte, zullen we proberen aan deze gebeurtenis terug te denken in dezelfde gemoedstoestand. Maar tenzij dat in onze slaap gebeurt, zijn wij ons bewust dat het om een herinnering gaat: we beelden ons het voorwerp in als aanwezig, maar we weten dat het om een inbeelding gaat, een mentale aanwezigheid en geen materiële, ondanks de begeleidende identieke gemoedstoestand. Hoezeer we ook trachten om die gemoedstoestand levendig te houden bij die herinnering, wij zullen steeds tegelijkertijd ideeën hebben die ons ervan overtuigen dat het ‘slechts’ om een herinnering gaat, om iets dat voorbij is, om het verleden. Dat is een domper op de blijheid die opgeroepen wordt door de herinnering. Hunker is dus in de grond een droefheid, namelijk over de afwezigheid van iets dat we liefhebben. Als dusdanig is het de keerzijde van de blijdschap over de afwezigheid van iets dat we haten. Maar in het woord hunker (desiderium) zijn de connotaties van begeerte sterker dan die van droefheid en daarom heeft Spinoza de hunker ondergebracht onder de gemoedstoestanden van begeerte.