Derde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Definitie 42. Radeloosheid zegt men wanneer iemands begeerte om onheil te vermijden onderdrukt wordt door de bewondering van het onheil dat men vreest.
Uitleg: radeloosheid is aldus een vorm van vreesachtigheid. Maar omdat radeloosheid uit een tweevoudige vrees voorkomt, kan men die met meer reden definiëren als de vrees die een verbijsterde of weifelende persoon zo in haar macht heeft dat die dat onheil niet kan afwenden. Ik zeg verbijsterd in zover wij begrijpen dat iemands begeerte om het onheil af te wenden onderdrukt wordt door diens bewondering. Ik zeg echter weifelend in zover wij inzien dat diezelfde begeerte onderdrukt wordt door de vrees voor een ander onheil die deze persoon evenzeer verteert; daardoor komt het dat men niet weet welk van de twee te vermijden. Zie daarover 3p39s en 3p52s. Zie overigens over vreesachtigheid en durf 3p51s.
Definitie 42. Radeloosheid zegt men wanneer iemands begeerte om onheil te vermijden onderdrukt wordt door de bewondering van het onheil dat men vreest.
Uitleg: radeloosheid is aldus een vorm van vreesachtigheid. Maar omdat radeloosheid uit een tweevoudige vrees voorkomt, kan men die met meer reden definiëren als de vrees die een verbijsterde of weifelende persoon zo in haar macht heeft dat die dat onheil niet kan afwenden. Ik zeg verbijsterd in zover wij begrijpen dat iemands begeerte om het onheil af te wenden onderdrukt wordt door diens bewondering. Ik zeg echter weifelend in zover wij inzien dat diezelfde begeerte onderdrukt wordt door de vrees voor een ander onheil die deze persoon evenzeer verteert; daardoor komt het dat men niet weet welk van de twee te vermijden. Zie daarover 3p39s en 3p52s. Zie overigens over vreesachtigheid en durf 3p51s.
Latijnse tekst
XLII. Consternatio dicitur de eo cujus cupiditas malum vitandi coercetur admiratione mali quod timet.
EXPLICATIO: Est itaque consternatio pusillanimitatis species. Sed quia consternatio ex duplici timore oritur, ideo commodius definiri potest quod sit metus qui hominem stupefactum aut fluctuantem ita continet ut is malum amovere non possit. Dico stupefactum quatenus ejus cupiditatem malum amovendi admiratione coerceri intelligimus. Fluctuantem autem dico quatenus concipimus eandem cupiditatem coerceri timore alterius mali quod ipsum æque cruciat : unde fit ut quodnam ex duobus avertat, nesciat. De his vide scholium propositionis 39 et scholium propositionis 52 hujus. Cæterum de pusillanimitate et audacia vide scholium propositionis 51 hujus.
XLII. Consternatio dicitur de eo cujus cupiditas malum vitandi coercetur admiratione mali quod timet.
EXPLICATIO: Est itaque consternatio pusillanimitatis species. Sed quia consternatio ex duplici timore oritur, ideo commodius definiri potest quod sit metus qui hominem stupefactum aut fluctuantem ita continet ut is malum amovere non possit. Dico stupefactum quatenus ejus cupiditatem malum amovendi admiratione coerceri intelligimus. Fluctuantem autem dico quatenus concipimus eandem cupiditatem coerceri timore alterius mali quod ipsum æque cruciat : unde fit ut quodnam ex duobus avertat, nesciat. De his vide scholium propositionis 39 et scholium propositionis 52 hujus. Cæterum de pusillanimitate et audacia vide scholium propositionis 51 hujus.
Toelichting
Definitie 42. Vrees is het verlangen om een groter kwaad af te wenden door zich aan een geringer kwaad te onderwerpen. Wanneer men bovendien zo overweldigd wordt door dat groter kwaad dat men geen enkele uitweg meer ziet, komt men in een uitzichtloze toestand die Spinoza consternatio noemt: radeloosheid. Die overschatting van het kwaad is een vorm van verwondering/bewondering. Het is tevens een vorm van vreesachtigheid: men denkt immers dat het gevaar groter is dan het in werkelijkheid is en het is precies die verkeerde beoordeling van het gevaar die verlammend werkt en het onmogelijk maakt het gevaar het hoofd te bieden. Het is dus niet echt een begeerte, al is er vrees mee gemoeid. Door het bijkomend element van vreesachtigheid kan men die radeloosheid definiëren als de vrees van een verbijsterde of weifelende persoon. Verbijsterd omdat men verlamd is door de omvang van het gevaar, weifelend omdat men verlamd is doordat men niet weet waarvoor men het meest bevreesd moet zijn: het groter kwaad dat men vreest of het geringer kwaad waarnaar men verlangt.
Definitie 42. Vrees is het verlangen om een groter kwaad af te wenden door zich aan een geringer kwaad te onderwerpen. Wanneer men bovendien zo overweldigd wordt door dat groter kwaad dat men geen enkele uitweg meer ziet, komt men in een uitzichtloze toestand die Spinoza consternatio noemt: radeloosheid. Die overschatting van het kwaad is een vorm van verwondering/bewondering. Het is tevens een vorm van vreesachtigheid: men denkt immers dat het gevaar groter is dan het in werkelijkheid is en het is precies die verkeerde beoordeling van het gevaar die verlammend werkt en het onmogelijk maakt het gevaar het hoofd te bieden. Het is dus niet echt een begeerte, al is er vrees mee gemoeid. Door het bijkomend element van vreesachtigheid kan men die radeloosheid definiëren als de vrees van een verbijsterde of weifelende persoon. Verbijsterd omdat men verlamd is door de omvang van het gevaar, weifelend omdat men verlamd is doordat men niet weet waarvoor men het meest bevreesd moet zijn: het groter kwaad dat men vreest of het geringer kwaad waarnaar men verlangt.