Vertaling
Definitie 2. Men noemt iets beperkt in zijn eigen soort, wanneer het door iets anders van dezelfde soort bepaald kan worden. Bijvoorbeeld: een lichaam noemt men beperkt, omdat wij iets anders bedenken dat altijd groter is. Zo wordt een gedachte bepaald door een andere gedachte. Maar een lichaam wordt niet bepaald door een gedachte, noch een gedachte door een lichaam.
Definitie 2. Men noemt iets beperkt in zijn eigen soort, wanneer het door iets anders van dezelfde soort bepaald kan worden. Bijvoorbeeld: een lichaam noemt men beperkt, omdat wij iets anders bedenken dat altijd groter is. Zo wordt een gedachte bepaald door een andere gedachte. Maar een lichaam wordt niet bepaald door een gedachte, noch een gedachte door een lichaam.
Latijnse tekst
II. Ea res dicitur in suo genere finita quæ alia ejusdem naturæ terminari potest. Exempli gratia corpus dicitur finitum quia aliud semper majus concipimus. Sic cogitatio alia cogitatione terminatur. At corpus non terminatur cogitatione nec cogitatio corpore.
II. Ea res dicitur in suo genere finita quæ alia ejusdem naturæ terminari potest. Exempli gratia corpus dicitur finitum quia aliud semper majus concipimus. Sic cogitatio alia cogitatione terminatur. At corpus non terminatur cogitatione nec cogitatio corpore.
Toelichting
Enkele jaren geleden hadden we het al over de tweede definitie die we aantreffen op de eerste bladzijde van de Ethica. Volg daartoe deze link: http://blog.seniorennet.be/spinoza_in_vlaanderen/archief.php?ID=1202797
Nu proberen we nogmaals in het reine te komen met die rijke maar uiterst concies geformuleerde tekst.
Er zijn zaken, dat stellen we vast. Veel zaken en veel verschillende zaken. Zaken zijn begrensd door hun vorm; hun grenzen geven hun vorm weer en ook hun omvang. Als iets begrensd is, is er noodzakelijkerwijs iets dat groter is, dat buiten die grenzen ligt. Dat is de essentie zelf van begrenzing.
Er zijn kleine en grote zaken, ook binnen een bepaalde soort en in principe kunnen we altijd aan een nog grotere zaak denken, zowel binnen een soort als in het algemeen. Er is immers geen uiterste grens, tenzij het universum zelf, maar dat is essentieel onbegrensd.
Zo kunnen we E1def2 lezen: we noemen een lichaam, of een voorwerp of een wezen begrensd omdat we daarbij aan iets anders denken dat altijd groter is. Begrensd betekent dan beperkt: kleiner dan een grotere zaak en dat kan zowel betekenen dat de grote en de kleine zaak naast elkaar bestaan, als dat de kleine zaak een deel is van de grote.
Wat betekent het dan dat de ene zaak begrensd wordt door een andere van dezelfde soort? In een homogene groep van zaken begrenzen ze elkaar, volmaakt indien er geen ruimte tussen de gelijksoortige zaken is, zoals bij de cellen van een honingraat, of onvolmaakt zoals bij een stapel appelen, waar de onregelmatige vorm zorgt voor tussenliggende ruimten. Zaken kunnen dus (sommige) gemeenschappelijke grenzen hebben met andere zaken, of enkel eigen grenzen. Wanneer een zaak zich echter in een andere zaak bevindt, wordt deze omgeven door die andere zaak en heeft ze daarmee een gemeenschappelijke grens die niet de buitengrens is van de grotere zaak. Zaken kunnen samen een andere zaak vormen. Zo kan men steeds aan een grotere entiteit denken waarvan iets deel uitmaakt, tot men uiteindelijk bij het universum zelf uitkomt.
Ideeën begrenzen elkaar eveneens en wel op dezelfde wijze: sic. Ideeën zijn immers gelijklopend met de zaken die ze betekenen. Voor elke zaak is er een idee. Denken is een activiteit en ook elke zaak is een activiteit, namelijk van de materie. Elk idee is een actieve duiding van een activiteit van de materie. En zoals de zaken zich van elkaar onderscheiden zoals hierboven omschreven, namelijk doordat ze begrensd zijn door elkaar binnen elke soort, zo onderscheiden zich ook de ideeën die daaraan beantwoorden. Ze kunnen dus groter zijn en kleiner, en gemeenschappelijke grenzen hebben of niet, net zoals de zaken waarvan ze het idee zijn. De zaken en de ideeën zijn twee benaderingswijzen van een eenheid, de substantie, die zich op oneindig veel verschillende vormen in oneindig grote aantallen voordoet in een eindeloze variatie van één identiteit.
Maar, zo waarschuwt Spinoza van meet af aan: ideeën enerzijds en voorwerpen of wezens anderzijds begrenzen elkaar niet, ze hebben geen gemeenschappelijke grenzen, ze hebben niets gemeen, zij zijn van verschillende soorten. Een zaak onderscheidt zich binnen de eigen soort niet van een idee, wordt niet door een idee begrensd of omgeven of bepaald, maar uitsluitend door andere zaken. En net zo onderscheiden ideeën zich enkel door andere ideeën en niet door zaken. Enkel een idee kan aanleiding geven tot een ander idee, zoals enkel een zaak aanleiding kan geven tot een andere zaak.
Bij Spinoza heeft determinare vooral de betekenis van uitmaken hoe iets is, het zijn kenmerken geven. De oorzaken bepalen hoe het gevolg is, ze determineren of zijn bepalend voor het gevolg. Het afbakenen van een zaak of een idee tegenover andere zaken en andere ideeën bepaalt hoe en wat alles is.
We vinden dus een van de kerngedachten van Spinoza’s filosofie reeds samengevat in deze tweede definitie. Er zijn twee aspecten aan de realiteit, hier omschreven als ‘lichamen’ enerzijds en ‘ideeën’ anderzijds. Binnen elke soort zijn er entiteiten die van de andere binnen die soort onderscheiden zijn, die erdoor veroorzaakt worden, die erdoor bepaald worden, die erdoor gedetermineerd zijn. Maar dat gebeurt uitsluitend binnen de eigen soort: lichamen bepalen niet hoe ideeën zijn, ideeën niet hoe lichamen zijn. Een idee wordt altijd gedetermineerd door een ander idee en een lichaam, een voorwerp of een wezen altijd door een ander lichaam, voorwerp of wezen.
Enkele jaren geleden hadden we het al over de tweede definitie die we aantreffen op de eerste bladzijde van de Ethica. Volg daartoe deze link: http://blog.seniorennet.be/spinoza_in_vlaanderen/archief.php?ID=1202797
Nu proberen we nogmaals in het reine te komen met die rijke maar uiterst concies geformuleerde tekst.
Er zijn zaken, dat stellen we vast. Veel zaken en veel verschillende zaken. Zaken zijn begrensd door hun vorm; hun grenzen geven hun vorm weer en ook hun omvang. Als iets begrensd is, is er noodzakelijkerwijs iets dat groter is, dat buiten die grenzen ligt. Dat is de essentie zelf van begrenzing.
Er zijn kleine en grote zaken, ook binnen een bepaalde soort en in principe kunnen we altijd aan een nog grotere zaak denken, zowel binnen een soort als in het algemeen. Er is immers geen uiterste grens, tenzij het universum zelf, maar dat is essentieel onbegrensd.
Zo kunnen we E1def2 lezen: we noemen een lichaam, of een voorwerp of een wezen begrensd omdat we daarbij aan iets anders denken dat altijd groter is. Begrensd betekent dan beperkt: kleiner dan een grotere zaak en dat kan zowel betekenen dat de grote en de kleine zaak naast elkaar bestaan, als dat de kleine zaak een deel is van de grote.
Wat betekent het dan dat de ene zaak begrensd wordt door een andere van dezelfde soort? In een homogene groep van zaken begrenzen ze elkaar, volmaakt indien er geen ruimte tussen de gelijksoortige zaken is, zoals bij de cellen van een honingraat, of onvolmaakt zoals bij een stapel appelen, waar de onregelmatige vorm zorgt voor tussenliggende ruimten. Zaken kunnen dus (sommige) gemeenschappelijke grenzen hebben met andere zaken, of enkel eigen grenzen. Wanneer een zaak zich echter in een andere zaak bevindt, wordt deze omgeven door die andere zaak en heeft ze daarmee een gemeenschappelijke grens die niet de buitengrens is van de grotere zaak. Zaken kunnen samen een andere zaak vormen. Zo kan men steeds aan een grotere entiteit denken waarvan iets deel uitmaakt, tot men uiteindelijk bij het universum zelf uitkomt.
Ideeën begrenzen elkaar eveneens en wel op dezelfde wijze: sic. Ideeën zijn immers gelijklopend met de zaken die ze betekenen. Voor elke zaak is er een idee. Denken is een activiteit en ook elke zaak is een activiteit, namelijk van de materie. Elk idee is een actieve duiding van een activiteit van de materie. En zoals de zaken zich van elkaar onderscheiden zoals hierboven omschreven, namelijk doordat ze begrensd zijn door elkaar binnen elke soort, zo onderscheiden zich ook de ideeën die daaraan beantwoorden. Ze kunnen dus groter zijn en kleiner, en gemeenschappelijke grenzen hebben of niet, net zoals de zaken waarvan ze het idee zijn. De zaken en de ideeën zijn twee benaderingswijzen van een eenheid, de substantie, die zich op oneindig veel verschillende vormen in oneindig grote aantallen voordoet in een eindeloze variatie van één identiteit.
Maar, zo waarschuwt Spinoza van meet af aan: ideeën enerzijds en voorwerpen of wezens anderzijds begrenzen elkaar niet, ze hebben geen gemeenschappelijke grenzen, ze hebben niets gemeen, zij zijn van verschillende soorten. Een zaak onderscheidt zich binnen de eigen soort niet van een idee, wordt niet door een idee begrensd of omgeven of bepaald, maar uitsluitend door andere zaken. En net zo onderscheiden ideeën zich enkel door andere ideeën en niet door zaken. Enkel een idee kan aanleiding geven tot een ander idee, zoals enkel een zaak aanleiding kan geven tot een andere zaak.
Bij Spinoza heeft determinare vooral de betekenis van uitmaken hoe iets is, het zijn kenmerken geven. De oorzaken bepalen hoe het gevolg is, ze determineren of zijn bepalend voor het gevolg. Het afbakenen van een zaak of een idee tegenover andere zaken en andere ideeën bepaalt hoe en wat alles is.
We vinden dus een van de kerngedachten van Spinoza’s filosofie reeds samengevat in deze tweede definitie. Er zijn twee aspecten aan de realiteit, hier omschreven als ‘lichamen’ enerzijds en ‘ideeën’ anderzijds. Binnen elke soort zijn er entiteiten die van de andere binnen die soort onderscheiden zijn, die erdoor veroorzaakt worden, die erdoor bepaald worden, die erdoor gedetermineerd zijn. Maar dat gebeurt uitsluitend binnen de eigen soort: lichamen bepalen niet hoe ideeën zijn, ideeën niet hoe lichamen zijn. Een idee wordt altijd gedetermineerd door een ander idee en een lichaam, een voorwerp of een wezen altijd door een ander lichaam, voorwerp of wezen.