Vertaling
Caput 13. Maar daartoe is kundigheid en waakzaamheid vereist. Mensen zijn immers verschillend (er zijn er immers maar weinig die leven volgens het voorschrift van de rede) en dan meestal nijdig en meer geneigd tot wraaklust dan tot vergevingsgezindheid. Dus opdat elkeen zich zou gedragen volgens het eigen gemoed en zich ervan zou weerhouden de gemoedstoestanden van die anderen te imiteren, moet men wel over een uitzonderlijke gemoedskracht beschikken. Maar wie integendeel alleen maar de mensen weet te hekelen en veeleer hun gebreken aan de kaak te stellen dan hun daadkracht bij te brengen, en het gemoed van mensen te breken veeleer dan het sterker te maken, is zichzelf en de anderen tot last. Vandaar dat velen door al te veel ongeduld en misplaatst plichtsbesef liever willen leven onder de redeloze dieren dan onder de mensen; zoals kinderen of jongelui die de verwijten van hun ouders niet meer goedschiks kunnen verdragen en naar het leger vluchten en de ongemakken van de oorlog en het gezag van een tiran verkiezen boven het huiselijk comfort en de wijze raad van hun ouders, en zich om het even welke last laten opleggen, als ze zich maar kunnen wreken op hun ouders.
Caput 13. Maar daartoe is kundigheid en waakzaamheid vereist. Mensen zijn immers verschillend (er zijn er immers maar weinig die leven volgens het voorschrift van de rede) en dan meestal nijdig en meer geneigd tot wraaklust dan tot vergevingsgezindheid. Dus opdat elkeen zich zou gedragen volgens het eigen gemoed en zich ervan zou weerhouden de gemoedstoestanden van die anderen te imiteren, moet men wel over een uitzonderlijke gemoedskracht beschikken. Maar wie integendeel alleen maar de mensen weet te hekelen en veeleer hun gebreken aan de kaak te stellen dan hun daadkracht bij te brengen, en het gemoed van mensen te breken veeleer dan het sterker te maken, is zichzelf en de anderen tot last. Vandaar dat velen door al te veel ongeduld en misplaatst plichtsbesef liever willen leven onder de redeloze dieren dan onder de mensen; zoals kinderen of jongelui die de verwijten van hun ouders niet meer goedschiks kunnen verdragen en naar het leger vluchten en de ongemakken van de oorlog en het gezag van een tiran verkiezen boven het huiselijk comfort en de wijze raad van hun ouders, en zich om het even welke last laten opleggen, als ze zich maar kunnen wreken op hun ouders.
Latijnse tekst
CAPUT XIII: Sed ad hæc ars et vigilantia requiritur. Sunt enim homines varii (nam rari sunt qui ex rationis præscripto vivunt) et tamen plerumque invidi et magis ad vindictam quam ad misericordiam proclives. Unumquemque igitur ex ipsius ingenio ferre et sese continere ne eorum affectus imitetur, singularis animi potentiæ opus est. At qui contra homines carpere et vitia potius exprobrare quam virtutes docere et hominum animos non firmare sed frangere norunt, ii et sibi et reliquis molesti sunt; unde multi præ nimia scilicet animi impatientia falsoque religionis studio inter bruta potius quam inter homines vivere maluerunt ut pueri vel adolescentes qui parentum jurgia æquo animo ferre nequeunt, militatum confugiunt et incommoda belli et imperium tyrannidis præ domesticis commodis et paternis admonitionibus eligunt et quidvis oneris sibi imponi patiuntur dummodo parentes ulciscantur.
CAPUT XIII: Sed ad hæc ars et vigilantia requiritur. Sunt enim homines varii (nam rari sunt qui ex rationis præscripto vivunt) et tamen plerumque invidi et magis ad vindictam quam ad misericordiam proclives. Unumquemque igitur ex ipsius ingenio ferre et sese continere ne eorum affectus imitetur, singularis animi potentiæ opus est. At qui contra homines carpere et vitia potius exprobrare quam virtutes docere et hominum animos non firmare sed frangere norunt, ii et sibi et reliquis molesti sunt; unde multi præ nimia scilicet animi impatientia falsoque religionis studio inter bruta potius quam inter homines vivere maluerunt ut pueri vel adolescentes qui parentum jurgia æquo animo ferre nequeunt, militatum confugiunt et incommoda belli et imperium tyrannidis præ domesticis commodis et paternis admonitionibus eligunt et quidvis oneris sibi imponi patiuntur dummodo parentes ulciscantur.
Toelichting
De vorming van dergelijke eensgezinde gemeenschappen is echter niet eenvoudig: het is een echte kunst en eens de gemeenschap tot stand is gekomen, is uiterste waakzaamheid geboden om die in stand te houden. Als er enkel mensen waren die zich laten leiden door de rede, zou er ipso facto eensgezindheid zijn. Dat is echter niet het geval: redelijke mensen zijn veeleer zeldzaam. In plaats van vriendschap is er haat en nijd onder de mensen en men staat sneller klaar om zich te wreken dan om te vergeven. Hevige emoties roepen hevige reacties op. Wij reageren spontaan op de gemoedstoestanden van anderen en in die wieling van temperamenten en gevoelens is het moeilijk het hoofd koel te houden en redelijk te blijven, dat wil zeggen zich niet te laten beïnvloeden door de emoties van anderen en enkel denken en handelen vanuit de eigen natuur. Dat is zelfs voor de meest daadkrachtige en voortreffelijke mensen een zware opgave. Zo komt het dat mensen geneigd zijn om anderen verwijten te maken voor hun echte en vermeende fouten, niet om hen daardoor op het rechte pad te brengen en hen aan te moedigen, maar veeleer om hen te ontmoedigen en te verzwakken. En zo zijn de mensen elkaar meestal veeleer tot last dan nuttig. Dat geeft aanleiding tot frustraties, zodat men wel eens geneigd is het gezelschap van de mensen te ontvluchten.Spinoza geeft daarvan twee voorbeelden. Het eerste is dat van de mens die zich afkeert van de medemensen en zich liever ophoudt onder de redeloze dieren. Dat kan niet goed, zijn, aangezien de dieren precies op het punt van het redelijk denken grondig van de mens verschillen. Wie zou Spinoza hier op het oog hebben? Jagers en veehouders? Of mensen die zich overdreven aan hun huisdier hechten? Of eenzaten die zich terugtrekken in de wilde natuur? Verdedigers van de dierenrechten? De houding van Spinoza tegenover dieren is duidelijk: wanneer de rede bevestigt dat het gebruik van dierlijk voedsel nuttig of zelfs noodzakelijk is voor ons zelfbehoud en onze optimale ontwikkeling, mag men dieren doden; hetzelfde geldt voor elk ‘gebruik’ van andere levende wezens. Aangezien hij tezelfdertijd bevestigt dat dieren zintuiglijk waarnemen en dus ook pijn voelen en ook andere gevoelens hebben, moet men daarmee rekening houden bij het omgaan met en het doden van dieren. Maar dieren zijn van nature minder nuttig voor de mens dan andere mensen. Dat betekent vanzelfsprekend niet dat ze niet nuttig zijn, integendeel, Spinoza vindt ze zeer nuttig, al was het maar als voedsel, of bijvoorbeeld als waakhond, maar als hij ooit een huisdier geobserveerd heeft, heeft hij ongetwijfeld ook beseft dat vriendschappelijk omgaan met een huisdier ook op andere manieren nuttig kan zijn, bijvoorbeeld voor de eigen gemoedsrust.
Het tweede voorbeeld is dat van jongelui die zich niet meer goed voelen in het gezin, waar ze zich moeten schikken naar de afspraken die daar gelden en in het algemeen gehoorzaamheid verschuldigd zijn aan hun ouders, de gezagsdragers in het gezin, belast met de opvoeding. Uiteraard geeft ook dat maar al te vaak aanleiding tot conflicten en blijkbaar was toen militaire dienst, zoals nog steeds, voor rebelse jongelui een uitweg uit een onhoudbare situatie. Merkwaardig is, zo merkt Spinoza op, dat ze dan niet alleen terechtkomen in een veel minder comfortabele situatie dan in de veiligheid van het ouderlijk huis, maar ook in een veel strengere disciplinaire situatie, met nog veel minder vrijheid om te doen en te laten wat men wil. Maar jongelui zijn soms bereid tot zelfs extreme onderdanigheid en ellende, als ze maar hun onafhankelijkheid tegenover hun ouders kunnen affirmeren.
De vorming van dergelijke eensgezinde gemeenschappen is echter niet eenvoudig: het is een echte kunst en eens de gemeenschap tot stand is gekomen, is uiterste waakzaamheid geboden om die in stand te houden. Als er enkel mensen waren die zich laten leiden door de rede, zou er ipso facto eensgezindheid zijn. Dat is echter niet het geval: redelijke mensen zijn veeleer zeldzaam. In plaats van vriendschap is er haat en nijd onder de mensen en men staat sneller klaar om zich te wreken dan om te vergeven. Hevige emoties roepen hevige reacties op. Wij reageren spontaan op de gemoedstoestanden van anderen en in die wieling van temperamenten en gevoelens is het moeilijk het hoofd koel te houden en redelijk te blijven, dat wil zeggen zich niet te laten beïnvloeden door de emoties van anderen en enkel denken en handelen vanuit de eigen natuur. Dat is zelfs voor de meest daadkrachtige en voortreffelijke mensen een zware opgave. Zo komt het dat mensen geneigd zijn om anderen verwijten te maken voor hun echte en vermeende fouten, niet om hen daardoor op het rechte pad te brengen en hen aan te moedigen, maar veeleer om hen te ontmoedigen en te verzwakken. En zo zijn de mensen elkaar meestal veeleer tot last dan nuttig. Dat geeft aanleiding tot frustraties, zodat men wel eens geneigd is het gezelschap van de mensen te ontvluchten.Spinoza geeft daarvan twee voorbeelden. Het eerste is dat van de mens die zich afkeert van de medemensen en zich liever ophoudt onder de redeloze dieren. Dat kan niet goed, zijn, aangezien de dieren precies op het punt van het redelijk denken grondig van de mens verschillen. Wie zou Spinoza hier op het oog hebben? Jagers en veehouders? Of mensen die zich overdreven aan hun huisdier hechten? Of eenzaten die zich terugtrekken in de wilde natuur? Verdedigers van de dierenrechten? De houding van Spinoza tegenover dieren is duidelijk: wanneer de rede bevestigt dat het gebruik van dierlijk voedsel nuttig of zelfs noodzakelijk is voor ons zelfbehoud en onze optimale ontwikkeling, mag men dieren doden; hetzelfde geldt voor elk ‘gebruik’ van andere levende wezens. Aangezien hij tezelfdertijd bevestigt dat dieren zintuiglijk waarnemen en dus ook pijn voelen en ook andere gevoelens hebben, moet men daarmee rekening houden bij het omgaan met en het doden van dieren. Maar dieren zijn van nature minder nuttig voor de mens dan andere mensen. Dat betekent vanzelfsprekend niet dat ze niet nuttig zijn, integendeel, Spinoza vindt ze zeer nuttig, al was het maar als voedsel, of bijvoorbeeld als waakhond, maar als hij ooit een huisdier geobserveerd heeft, heeft hij ongetwijfeld ook beseft dat vriendschappelijk omgaan met een huisdier ook op andere manieren nuttig kan zijn, bijvoorbeeld voor de eigen gemoedsrust.
Het tweede voorbeeld is dat van jongelui die zich niet meer goed voelen in het gezin, waar ze zich moeten schikken naar de afspraken die daar gelden en in het algemeen gehoorzaamheid verschuldigd zijn aan hun ouders, de gezagsdragers in het gezin, belast met de opvoeding. Uiteraard geeft ook dat maar al te vaak aanleiding tot conflicten en blijkbaar was toen militaire dienst, zoals nog steeds, voor rebelse jongelui een uitweg uit een onhoudbare situatie. Merkwaardig is, zo merkt Spinoza op, dat ze dan niet alleen terechtkomen in een veel minder comfortabele situatie dan in de veiligheid van het ouderlijk huis, maar ook in een veel strengere disciplinaire situatie, met nog veel minder vrijheid om te doen en te laten wat men wil. Maar jongelui zijn soms bereid tot zelfs extreme onderdanigheid en ellende, als ze maar hun onafhankelijkheid tegenover hun ouders kunnen affirmeren.