Vertaling
Caput 25. Bescheidenheid, i.e. de begeerte om de mensen te behagen die gedetermineerd wordt door de rede, breng ik onder bij de rechtschapenheid (zoals gezegd in 4p37s1). Maar indien ze uit een gemoedstoestand ontstaat, is het roemzucht oftewel de begeerte waardoor mensen onder het mom van rechtschapenheid meestal aanzetten tot onenigheid en opstanden. Want wie anderen met raad of daad wil bijstaan om samen te kunnen genieten van het hoogste goed, zal in de eerste plaats ervoor ijveren zich van hun liefde te verzekeren; maar niet hen over te leveren aan bewondering, opdat die leer naar zichzelf zou vernoemd worden, noch absoluut gesproken enige reden geven tot nijd. Men zal vervolgens vermijden in het openbaar de gebreken van de mensen ter sprake te brengen en ervoor zorgen over de machteloosheid van de mens enkel spaarzaam te spreken, maar over de menselijke daadkracht of macht uitvoerig, evenals over hoe die kan gerealiseerd worden, zodat op die manier de mensen niet uit vrees of afkeer, maar enkel vanuit de gemoedstoestand van blijdschap er zoveel mogelijk naar streven te leven onder de impuls van het voorschrift van de rede.
Caput 25. Bescheidenheid, i.e. de begeerte om de mensen te behagen die gedetermineerd wordt door de rede, breng ik onder bij de rechtschapenheid (zoals gezegd in 4p37s1). Maar indien ze uit een gemoedstoestand ontstaat, is het roemzucht oftewel de begeerte waardoor mensen onder het mom van rechtschapenheid meestal aanzetten tot onenigheid en opstanden. Want wie anderen met raad of daad wil bijstaan om samen te kunnen genieten van het hoogste goed, zal in de eerste plaats ervoor ijveren zich van hun liefde te verzekeren; maar niet hen over te leveren aan bewondering, opdat die leer naar zichzelf zou vernoemd worden, noch absoluut gesproken enige reden geven tot nijd. Men zal vervolgens vermijden in het openbaar de gebreken van de mensen ter sprake te brengen en ervoor zorgen over de machteloosheid van de mens enkel spaarzaam te spreken, maar over de menselijke daadkracht of macht uitvoerig, evenals over hoe die kan gerealiseerd worden, zodat op die manier de mensen niet uit vrees of afkeer, maar enkel vanuit de gemoedstoestand van blijdschap er zoveel mogelijk naar streven te leven onder de impuls van het voorschrift van de rede.
Latijnse tekst
CAPUT XXV: Modestia hoc est cupiditas hominibus placendi quæ ex ratione determinatur, ad pietatem (ut in scholio I propositionis 37 partis IV diximus) refertur. Sed si ex affectu oriatur, ambitio est sive cupiditas qua homines falsa pietatis imagine plerumque discordias et seditiones concitant. Nam qui reliquos consilio aut re juvare cupit ut simul summo fruantur bono, is apprime studebit eorum sibi amorem conciliare; non autem eos in admirationem traducere ut disciplina ex ipso habeat vocabulum nec ullas absolute invidiæ causas dare. In communibus deinde colloquiis cavebit hominum vitia referre et de humana impotentia non nisi parce loqui curabit : at largiter de humana virtute seu potentia et qua via possit perfici ut sic homines non ex metu aut aversione sed solo lætitiæ affectu, moti ex rationis præscripto quantum in se est, conentur vivere.
CAPUT XXV: Modestia hoc est cupiditas hominibus placendi quæ ex ratione determinatur, ad pietatem (ut in scholio I propositionis 37 partis IV diximus) refertur. Sed si ex affectu oriatur, ambitio est sive cupiditas qua homines falsa pietatis imagine plerumque discordias et seditiones concitant. Nam qui reliquos consilio aut re juvare cupit ut simul summo fruantur bono, is apprime studebit eorum sibi amorem conciliare; non autem eos in admirationem traducere ut disciplina ex ipso habeat vocabulum nec ullas absolute invidiæ causas dare. In communibus deinde colloquiis cavebit hominum vitia referre et de humana impotentia non nisi parce loqui curabit : at largiter de humana virtute seu potentia et qua via possit perfici ut sic homines non ex metu aut aversione sed solo lætitiæ affectu, moti ex rationis præscripto quantum in se est, conentur vivere.
Toelichting
Oprechte en terechte bescheidenheid is waarlijk een goede eigenschap: het is het verlangen, gevoed door de rede, om anderen niet tegen zich op te zetten en hen integendeel voor zich te winnen. Als dat verlangen echter ontstaat vanuit een gemoedstoestand in plaats vanuit de rede, is dat een gans andere zaak. Dan zoekt men anderen te behagen opdat zij ons meer zouden bewonderen en loven en prijzen dan gerechtvaardigd is. Dat is de kwalijke zucht naar eer en roem die mensen ertoe brengt anderen met vleierij zover te brengen dat ze hen roemen om kwaliteiten die ze in feite niet hebben, maar die ze veinzen, zoals politici die beweren dat ze handelen uit plichtsbesef en vaderlandsliefde en in het belang van de gemeenschap, maar die op die manier onenigheid en zelfs opstanden veroorzaken. Spinoza wijst dan op het flagrante onderscheid tussen de ware en de valse leraren. De wijze en redelijke leraar is er enkel op uit om de anderen zoveel mogelijk te helpen, zodat ze gezamenlijk het hoogste goed kunnen bereiken, dat wil zeggen in liefde voor elkaar eendrachtig samenleven in een gemeenschap die door de rede geleid wordt, en zal daarbij zoveel mogelijk vermijden dat anderen met afgunst en nijd reageren. De valse leraar streeft enkel naar de bewondering van talrijke slaafse volgelingen, zodat men diens naam aan een leer verbindt. Spinoza verwijst daarmee niet alleen naar het christendom, maar tevens naar de talloze sekten en afscheuringen die inderdaad bekend gebleven zijn onder de naam van de aanstokers of stichters. Dezelfde bescheidenheid gebiedt eveneens dat men de anderen niet publiekelijk de les leest en terechtwijst en niet voortdurend de zwakke kanten van de mensen aan de kaak stelt. Men moet hen integendeel aanmoedigen door hun te wijzen op wat ze wel kunnen en wat ze goed doen en hoe het nog beter kan. Dan zullen de mensen niet uit vrees of afkeer handelen en leven, maar uit volle overtuiging en met blij enthousiasme ernaar streven zich te laten leiden door de rede. Het treft de lezer dat Spinoza hier zijn eigen rol om als bescheiden raadgever en helper de mensen tot redelijk inzicht en handelen te brengen scherp contrasteert met de hoogmoed en zelfingenomenheid van wereldhervormers en moraalridders van allerlei slag.
Oprechte en terechte bescheidenheid is waarlijk een goede eigenschap: het is het verlangen, gevoed door de rede, om anderen niet tegen zich op te zetten en hen integendeel voor zich te winnen. Als dat verlangen echter ontstaat vanuit een gemoedstoestand in plaats vanuit de rede, is dat een gans andere zaak. Dan zoekt men anderen te behagen opdat zij ons meer zouden bewonderen en loven en prijzen dan gerechtvaardigd is. Dat is de kwalijke zucht naar eer en roem die mensen ertoe brengt anderen met vleierij zover te brengen dat ze hen roemen om kwaliteiten die ze in feite niet hebben, maar die ze veinzen, zoals politici die beweren dat ze handelen uit plichtsbesef en vaderlandsliefde en in het belang van de gemeenschap, maar die op die manier onenigheid en zelfs opstanden veroorzaken. Spinoza wijst dan op het flagrante onderscheid tussen de ware en de valse leraren. De wijze en redelijke leraar is er enkel op uit om de anderen zoveel mogelijk te helpen, zodat ze gezamenlijk het hoogste goed kunnen bereiken, dat wil zeggen in liefde voor elkaar eendrachtig samenleven in een gemeenschap die door de rede geleid wordt, en zal daarbij zoveel mogelijk vermijden dat anderen met afgunst en nijd reageren. De valse leraar streeft enkel naar de bewondering van talrijke slaafse volgelingen, zodat men diens naam aan een leer verbindt. Spinoza verwijst daarmee niet alleen naar het christendom, maar tevens naar de talloze sekten en afscheuringen die inderdaad bekend gebleven zijn onder de naam van de aanstokers of stichters. Dezelfde bescheidenheid gebiedt eveneens dat men de anderen niet publiekelijk de les leest en terechtwijst en niet voortdurend de zwakke kanten van de mensen aan de kaak stelt. Men moet hen integendeel aanmoedigen door hun te wijzen op wat ze wel kunnen en wat ze goed doen en hoe het nog beter kan. Dan zullen de mensen niet uit vrees of afkeer handelen en leven, maar uit volle overtuiging en met blij enthousiasme ernaar streven zich te laten leiden door de rede. Het treft de lezer dat Spinoza hier zijn eigen rol om als bescheiden raadgever en helper de mensen tot redelijk inzicht en handelen te brengen scherp contrasteert met de hoogmoed en zelfingenomenheid van wereldhervormers en moraalridders van allerlei slag.