Vertaling
Stelling 2. Uitgebreid zijn is een attribuut van God, of: God is uitgebreidheid.
Bewijs: dit bewijs verloopt op dezelfde manier als dat van de vorige stelling.
Stelling 2. Uitgebreid zijn is een attribuut van God, of: God is uitgebreidheid.
Bewijs: dit bewijs verloopt op dezelfde manier als dat van de vorige stelling.
Latijnse tekst
PROPOSITIO II: Extensio attributum Dei est sive Deus est res extensa.
DEMONSTRATIO: Hujus eodem modo procedit ac demonstratio præcedentis propositionis.
PROPOSITIO II: Extensio attributum Dei est sive Deus est res extensa.
DEMONSTRATIO: Hujus eodem modo procedit ac demonstratio præcedentis propositionis.
Toelichting
Naast het denken is ook de uitgebreidheid een kenmerk of attribuut van de substantie. Spinoza zegt sec dat het bewijs verloopt zoals voor de eerste stelling. Wij vertalen: God is uitgebreidheid, net zoals hij denken is. Ook hier is het nodig te benadrukken dat God/de substantie geen singuliere zaak is en dus niet uitgebreid is zoals een of ander lichaam. De substantie is niet iets dat uitgebreid is, maar de uitgebreidheid, aangezien de substantie alles is wat is; de essentie van de substantie wordt uitgedrukt door het attribuut uitgebreidheid. Hoewel Spinoza het niet nodig gevonden blijkt te hebben van deze stelling een afzonderlijk uitgewerkt bewijs te leveren, mag het belang van deze stelling geenszins onderschat worden. Dat de substantie uitgebreid is, zal niemand verbazen en vrijwel niemand zal dat betwisten; maar dat God uitgebreidheid is en dat alle uitgebreidheid derhalve God is? Een groter verschil met de christelijke traditie is nauwelijks denkbaar: God is daar immers bij uitstek niet materieel, dus niet uitgebreid, en wat uitgebreid is, is niet God. Hieruit blijkt nogmaals het extreme, radicale monisme van Spinoza: er is enkel de ene substantie, of God, en al wat is, is (in) God, onder oneindig veel attributen, waarvan we er nu twee kennen: het denken en de uitgebreidheid. Spinoza verenigt hier in één substantie, sive Deus, wat tot nog toe streng gescheiden was, namelijk God en zijn schepping, of het materiële en het niet-materiële of geestelijke. Dat is een waarlijk copernicaanse revolutie in het denken, met verregaande gevolgen voor zijn hele filosofie en voor alle filosofieën na hem.
Naast het denken is ook de uitgebreidheid een kenmerk of attribuut van de substantie. Spinoza zegt sec dat het bewijs verloopt zoals voor de eerste stelling. Wij vertalen: God is uitgebreidheid, net zoals hij denken is. Ook hier is het nodig te benadrukken dat God/de substantie geen singuliere zaak is en dus niet uitgebreid is zoals een of ander lichaam. De substantie is niet iets dat uitgebreid is, maar de uitgebreidheid, aangezien de substantie alles is wat is; de essentie van de substantie wordt uitgedrukt door het attribuut uitgebreidheid. Hoewel Spinoza het niet nodig gevonden blijkt te hebben van deze stelling een afzonderlijk uitgewerkt bewijs te leveren, mag het belang van deze stelling geenszins onderschat worden. Dat de substantie uitgebreid is, zal niemand verbazen en vrijwel niemand zal dat betwisten; maar dat God uitgebreidheid is en dat alle uitgebreidheid derhalve God is? Een groter verschil met de christelijke traditie is nauwelijks denkbaar: God is daar immers bij uitstek niet materieel, dus niet uitgebreid, en wat uitgebreid is, is niet God. Hieruit blijkt nogmaals het extreme, radicale monisme van Spinoza: er is enkel de ene substantie, of God, en al wat is, is (in) God, onder oneindig veel attributen, waarvan we er nu twee kennen: het denken en de uitgebreidheid. Spinoza verenigt hier in één substantie, sive Deus, wat tot nog toe streng gescheiden was, namelijk God en zijn schepping, of het materiële en het niet-materiële of geestelijke. Dat is een waarlijk copernicaanse revolutie in het denken, met verregaande gevolgen voor zijn hele filosofie en voor alle filosofieën na hem.