Vertaling
Stelling 6. De modi van elk attribuut van God hebben God als oorzaak in zover hij uitsluitend beschouwd wordt onder dat attribuut waarvan het modi zijn en niet in zover onder enig ander attribuut.
Bewijs: elk attribuut wordt immers middels zichzelf en zonder een ander begrepen (volgens 1p10). Om die reden houden de modi van elk attribuut enkel het concept in van hun eigen attribuut en niet dat van een ander; en dus (volgens 1a4) hebben ze God als oorzaak in zover hij enkel beschouwd wordt onder dat attribuut waarvan het modi zijn en niet in zover hij beschouwd wordt onder enig ander attribuut, q.e.d.
Corollarium: daaruit volgt dat het formele zijn van de zaken die geen modi zijn van het denken niet uit de goddelijke natuur volgt omdat hij de zaken vooraf kende, maar dat op dezelfde manier en met dezelfde noodzakelijkheid de zaken waarvan er een idee is consequent uit hun attributen volgen en afgeleid worden, als wij aangetoond hebben dat de ideeën consequent volgen uit het attribuut van het denken.
Stelling 6. De modi van elk attribuut van God hebben God als oorzaak in zover hij uitsluitend beschouwd wordt onder dat attribuut waarvan het modi zijn en niet in zover onder enig ander attribuut.
Bewijs: elk attribuut wordt immers middels zichzelf en zonder een ander begrepen (volgens 1p10). Om die reden houden de modi van elk attribuut enkel het concept in van hun eigen attribuut en niet dat van een ander; en dus (volgens 1a4) hebben ze God als oorzaak in zover hij enkel beschouwd wordt onder dat attribuut waarvan het modi zijn en niet in zover hij beschouwd wordt onder enig ander attribuut, q.e.d.
Corollarium: daaruit volgt dat het formele zijn van de zaken die geen modi zijn van het denken niet uit de goddelijke natuur volgt omdat hij de zaken vooraf kende, maar dat op dezelfde manier en met dezelfde noodzakelijkheid de zaken waarvan er een idee is consequent uit hun attributen volgen en afgeleid worden, als wij aangetoond hebben dat de ideeën consequent volgen uit het attribuut van het denken.
Latijnse tekst
PROPOSITIO VI: Cujuscunque attributi modi Deum quatenus tantum sub illo attributo cujus modi sunt et non quatenus sub ullo alio consideratur, pro causa habent.
DEMONSTRATIO: Unumquodque enim attributum per se absque alio concipitur (per propositionem 10 partis I). Quare uniuscujusque attributi modi conceptum sui attributi, non autem alterius involvunt adeoque (per axioma 4 partis I) Deum quatenus tantum sub illo attributo cujus modi sunt et non quatenus sub ullo alio consideratur, pro causa habent. Q.E.D.
COROLLARIUM: Hinc sequitur quod esse formale rerum quæ modi non sunt cogitandi, non sequitur ideo ex divina natura quia res prius cognovit sed eodem modo eademque necessitate res ideatæ ex suis attributis consequuntur et concluduntur ac ideas ex attributo cogitationis consequi ostendimus.
PROPOSITIO VI: Cujuscunque attributi modi Deum quatenus tantum sub illo attributo cujus modi sunt et non quatenus sub ullo alio consideratur, pro causa habent.
DEMONSTRATIO: Unumquodque enim attributum per se absque alio concipitur (per propositionem 10 partis I). Quare uniuscujusque attributi modi conceptum sui attributi, non autem alterius involvunt adeoque (per axioma 4 partis I) Deum quatenus tantum sub illo attributo cujus modi sunt et non quatenus sub ullo alio consideratur, pro causa habent. Q.E.D.
COROLLARIUM: Hinc sequitur quod esse formale rerum quæ modi non sunt cogitandi, non sequitur ideo ex divina natura quia res prius cognovit sed eodem modo eademque necessitate res ideatæ ex suis attributis consequuntur et concluduntur ac ideas ex attributo cogitationis consequi ostendimus.
Toelichting
De zesde stelling is een uitbreiding van wat in de vijfde gezegd werd: zoals de substantie de oorzaak is van alle ideeën, dat wil zeggen van alle toestanden of modi van het attribuut van het denken omdat het denken een van haar attributen is en uit de substantie oneindig veel voortkomt op oneindig veel manieren, is de substantie de oorzaak van alle andere modi van alle andere attributen, maar eveneens telkens onder het attribuut waarvan het modi zijn. Die beperking tot het eigen attribuut van de modi volgt uit 1p10, waarin reeds gesteld werd dat elk attribuut een absolute causale autonomie heeft. Modi moeten begrepen worden middels hun eigen attribuut. Het gaat hier niet alleen meer over de ideeën, maar over alles wat voortkomt uit de substantie onder gelijk welk attribuut. Alle modi, of alle zaken hebben de substantie als oorzaak
Het corollarium verwijst naar een theologische en filosofische controverse over het kennen en de schepping door God. Men vroeg zich af of God de zaken kende voor hij ze schiep, of tijdens het scheppen, of pas daarna. Onzin, zegt Spinoza. God bedacht niet eerst zaken om ze daarna te creëren, zodat het denken van God voorafgaat aan de zaken die hij creëert. De zaken die modi zijn van andere attributen dan het denken volgen op dezelfde manier en even noodzakelijk uit die attributen van de substantie als de ideeën uit het attribuut van het denken. En van alle zaken die op die manier voortkomen uit de substantie is er een idee, omdat in de substantie een idee is van haar essentie én van alles wat uit haar essentie voortkomt en dat is al wat is. De zaken die geen modi zijn van het denken, komen niet voort uit de substantie als res cogitans of onder het attribuut van het denken, maar wel evengoed uit de substantie, zij het onder een van de oneindige vele andere attributen.
De zesde stelling is een uitbreiding van wat in de vijfde gezegd werd: zoals de substantie de oorzaak is van alle ideeën, dat wil zeggen van alle toestanden of modi van het attribuut van het denken omdat het denken een van haar attributen is en uit de substantie oneindig veel voortkomt op oneindig veel manieren, is de substantie de oorzaak van alle andere modi van alle andere attributen, maar eveneens telkens onder het attribuut waarvan het modi zijn. Die beperking tot het eigen attribuut van de modi volgt uit 1p10, waarin reeds gesteld werd dat elk attribuut een absolute causale autonomie heeft. Modi moeten begrepen worden middels hun eigen attribuut. Het gaat hier niet alleen meer over de ideeën, maar over alles wat voortkomt uit de substantie onder gelijk welk attribuut. Alle modi, of alle zaken hebben de substantie als oorzaak
Het corollarium verwijst naar een theologische en filosofische controverse over het kennen en de schepping door God. Men vroeg zich af of God de zaken kende voor hij ze schiep, of tijdens het scheppen, of pas daarna. Onzin, zegt Spinoza. God bedacht niet eerst zaken om ze daarna te creëren, zodat het denken van God voorafgaat aan de zaken die hij creëert. De zaken die modi zijn van andere attributen dan het denken volgen op dezelfde manier en even noodzakelijk uit die attributen van de substantie als de ideeën uit het attribuut van het denken. En van alle zaken die op die manier voortkomen uit de substantie is er een idee, omdat in de substantie een idee is van haar essentie én van alles wat uit haar essentie voortkomt en dat is al wat is. De zaken die geen modi zijn van het denken, komen niet voort uit de substantie als res cogitans of onder het attribuut van het denken, maar wel evengoed uit de substantie, zij het onder een van de oneindige vele andere attributen.