Derde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Definitie 8. Geneigdheid is blijdschap gepaard aan het idee van iets dat bij toeval oorzaak is van blijdschap.
Definitie 8. Geneigdheid is blijdschap gepaard aan het idee van iets dat bij toeval oorzaak is van blijdschap.
Latijnse tekst
VIII. Propensio est lætitia concomitante idea alicujus rei quæ per accidens causa est lætitiæ.
VIII. Propensio est lætitia concomitante idea alicujus rei quæ per accidens causa est lætitiæ.
Toelichting
Definitie 8 en 9. In scholium 3p15s hebben we gezien dat wij liefde of haat kunnen voelen zonder enige aanwijsbare reden; dat is het gevolg van het feit dat om het even wat die gemoedstoestand kan oproepen, alleen al omdat het als bijkomstige omstandigheid opgetreden is bij een reële oorzaak van dergelijke gevoelens, zelfs zonder dat het iets met die reële oorzaak te maken heeft. Ook zaken die lijken op iets dat wij liefhebben of haten kunnen zo het voorwerp worden van die gevoelens, ook al heeft die gelijkenis niets te maken met de reden waarom we die zaken liefhebben. Dat zijn de zogenaamde accidentele of toevallige oorzaken van gemoedstoestanden. In het scholium spreekt Spinoza van sympathie en antipathie, termen die hij overneemt uit voor- of onwetenschappelijke benaderingen en die hij zo een nieuwe functie geeft die niet helemaal strijdig is met hun oorspronkelijke betekenis. In deze definities geeft hij ze echter eigen namen: propensio of neiging, geneigdheid, toeneiging en zelfs genegenheid, en aversio of afkeer, afkeuring, walging zelfs.
Definitie 8 en 9. In scholium 3p15s hebben we gezien dat wij liefde of haat kunnen voelen zonder enige aanwijsbare reden; dat is het gevolg van het feit dat om het even wat die gemoedstoestand kan oproepen, alleen al omdat het als bijkomstige omstandigheid opgetreden is bij een reële oorzaak van dergelijke gevoelens, zelfs zonder dat het iets met die reële oorzaak te maken heeft. Ook zaken die lijken op iets dat wij liefhebben of haten kunnen zo het voorwerp worden van die gevoelens, ook al heeft die gelijkenis niets te maken met de reden waarom we die zaken liefhebben. Dat zijn de zogenaamde accidentele of toevallige oorzaken van gemoedstoestanden. In het scholium spreekt Spinoza van sympathie en antipathie, termen die hij overneemt uit voor- of onwetenschappelijke benaderingen en die hij zo een nieuwe functie geeft die niet helemaal strijdig is met hun oorspronkelijke betekenis. In deze definities geeft hij ze echter eigen namen: propensio of neiging, geneigdheid, toeneiging en zelfs genegenheid, en aversio of afkeer, afkeuring, walging zelfs.