Derde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Definitie 15. Wanhoop is droefheid ontstaan uit het idee van iets in de toekomst of het verleden waarbij de oorzaak van de twijfel weggenomen is.
Uitleg: zo ontstaat zekerheid uit hoop en wanhoop uit vrees wanneer de oorzaak van de twijfel over het gebeuren wegvalt en dat is het geval omdat men zich dat verleden of toekomstige inbeeldt als iets dat er is en het als aanwezig beziet, of omdat men zich andere zaken inbeeldt die het bestaan uitsluiten van wat zelf de twijfel heeft doen ontstaan. Want hoewel wij nooit zeker kunnen zijn over de afloop van singuliere zaken (volgens 2p31c), kan het gebeuren dat wij aan die afloop niet twijfelen. Wij hebben immers aangetoond (zie 2p49s) dat niet twijfelen aan iets één zaak is, maar er zekerheid over hebben een andere. En dus kan het gebeuren dat wij bij het beeld van iets in het verleden of de toekomst dezelfde gemoedstoestand van blijdschap of droefheid ervaren als bij het beeld van iets dat nu aanwezig is, zoals wij bewezen hebben in 3p18, zie aldaar en ook het tweede scholium daarvan.
Definitie 15. Wanhoop is droefheid ontstaan uit het idee van iets in de toekomst of het verleden waarbij de oorzaak van de twijfel weggenomen is.
Uitleg: zo ontstaat zekerheid uit hoop en wanhoop uit vrees wanneer de oorzaak van de twijfel over het gebeuren wegvalt en dat is het geval omdat men zich dat verleden of toekomstige inbeeldt als iets dat er is en het als aanwezig beziet, of omdat men zich andere zaken inbeeldt die het bestaan uitsluiten van wat zelf de twijfel heeft doen ontstaan. Want hoewel wij nooit zeker kunnen zijn over de afloop van singuliere zaken (volgens 2p31c), kan het gebeuren dat wij aan die afloop niet twijfelen. Wij hebben immers aangetoond (zie 2p49s) dat niet twijfelen aan iets één zaak is, maar er zekerheid over hebben een andere. En dus kan het gebeuren dat wij bij het beeld van iets in het verleden of de toekomst dezelfde gemoedstoestand van blijdschap of droefheid ervaren als bij het beeld van iets dat nu aanwezig is, zoals wij bewezen hebben in 3p18, zie aldaar en ook het tweede scholium daarvan.
Latijnse tekst
XV. Desperatio est tristitia orta ex idea rei futuræ vel præteritæ de qua dubitandi causa sublata est.
EXPLICATIO : Oritur itaque ex spe securitas et ex metu desperatio quando de rei eventu dubitandi causa tollitur, quod fit quia homo rem præteritam vel futuram adesse imaginatur et ut præsentem contemplatur vel quia alia imaginatur quæ existentiam earum rerum secludunt quæ ipsi dubium injiciebant. Nam tametsi de rerum singularium eventu (per corollarium propositionis 31 partis II) nunquam possumus esse certi, fieri tamen potest ut de earum eventu non dubitemus. Aliud enim esse ostendimus (vide scholium propositionis 49 partis II) de re non dubitare, aliud rei certitudinem habere atque adeo fieri potest ut ex imagine rei præteritæ aut futuræ eodem lætitiæ vel tristitiæ affectu afficiamur ac ex rei præsentis imagine, ut in propositione 18 hujus demonstravimus, quam cum ejusdem scholiis vide.
XV. Desperatio est tristitia orta ex idea rei futuræ vel præteritæ de qua dubitandi causa sublata est.
EXPLICATIO : Oritur itaque ex spe securitas et ex metu desperatio quando de rei eventu dubitandi causa tollitur, quod fit quia homo rem præteritam vel futuram adesse imaginatur et ut præsentem contemplatur vel quia alia imaginatur quæ existentiam earum rerum secludunt quæ ipsi dubium injiciebant. Nam tametsi de rerum singularium eventu (per corollarium propositionis 31 partis II) nunquam possumus esse certi, fieri tamen potest ut de earum eventu non dubitemus. Aliud enim esse ostendimus (vide scholium propositionis 49 partis II) de re non dubitare, aliud rei certitudinem habere atque adeo fieri potest ut ex imagine rei præteritæ aut futuræ eodem lætitiæ vel tristitiæ affectu afficiamur ac ex rei præsentis imagine, ut in propositione 18 hujus demonstravimus, quam cum ejusdem scholiis vide.
Toelichting
Definitie 14 en 15. Wanneer we zekerheid verkrijgen over de gebeurtenis in het verleden of de toekomst, verandert onze hoop en vrees in meer stabiele gemoedstoestanden: hoop kan verkeren in droeve wanhoop wanneer onze hoop onterecht blijkt of in blijde zekerheid wanneer onze verwachting bewaarheid wordt. Wanneer onze vrees terecht blijkt geweest te zijn, zal dat eveneens tot droeve wanhoop leiden en wanneer ze onterecht was, zullen we eveneens blijde zekerheid kennen. De zekerheid houdt in dat wat men hoopte of vreesde gebeurd is of juist niet, en dat sluit de tegenovergestelde gedachte uit: als men weet dat iets gebeurd is, moet men niet meer hopen of vrezen dat het gebeurd is of nog zal gebeuren, er is dus geen reden meer om te twijfelen, wat de essentie uitmaakt van hoop en vrees. Maar wanneer kunnen wij zekerheid hebben over een gebeuren? Over de toekomst nooit en ook over het verleden kunnen we zelden helemaal zeker zijn. Overigens is de afwezigheid van twijfel geen garantie voor zekerheid over de zaak zelf: het is niet omdat men niet twijfelt dat de zaken inderdaad zo verlopen zijn als men denkt. Wij stellen ons in de huidige tijd de zaken voor zoals wij denken dat ze waren of zullen zijn, en naargelang onze hoop of vrees zullen we bij die gedachte aan het verleden of de toekomst verblijd zijn of bedroefd, ook al hebben de zaken zich helemaal anders voorgedaan of zullen ze zich helemaal anders voordoen.
Definitie 14 en 15. Wanneer we zekerheid verkrijgen over de gebeurtenis in het verleden of de toekomst, verandert onze hoop en vrees in meer stabiele gemoedstoestanden: hoop kan verkeren in droeve wanhoop wanneer onze hoop onterecht blijkt of in blijde zekerheid wanneer onze verwachting bewaarheid wordt. Wanneer onze vrees terecht blijkt geweest te zijn, zal dat eveneens tot droeve wanhoop leiden en wanneer ze onterecht was, zullen we eveneens blijde zekerheid kennen. De zekerheid houdt in dat wat men hoopte of vreesde gebeurd is of juist niet, en dat sluit de tegenovergestelde gedachte uit: als men weet dat iets gebeurd is, moet men niet meer hopen of vrezen dat het gebeurd is of nog zal gebeuren, er is dus geen reden meer om te twijfelen, wat de essentie uitmaakt van hoop en vrees. Maar wanneer kunnen wij zekerheid hebben over een gebeuren? Over de toekomst nooit en ook over het verleden kunnen we zelden helemaal zeker zijn. Overigens is de afwezigheid van twijfel geen garantie voor zekerheid over de zaak zelf: het is niet omdat men niet twijfelt dat de zaken inderdaad zo verlopen zijn als men denkt. Wij stellen ons in de huidige tijd de zaken voor zoals wij denken dat ze waren of zullen zijn, en naargelang onze hoop of vrees zullen we bij die gedachte aan het verleden of de toekomst verblijd zijn of bedroefd, ook al hebben de zaken zich helemaal anders voorgedaan of zullen ze zich helemaal anders voordoen.