Derde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Definitie 11. Spot is blijdschap die ontstaat doordat wij ons inbeelden dat iets dat we misprijzen aanwezig is in iets dat we haten.
Uitleg: in zover we iets misprijzen dat we haten, ontkennen we het bestaan ervan (zie 3p52s) en (volgens 3p2) in zover zijn we verblijd. Maar aangezien we veronderstellen dat wat men bespot ook haat, volgt daaruit dat die blijdschap niet solide is. Zie 3p47s.
Definitie 11. Spot is blijdschap die ontstaat doordat wij ons inbeelden dat iets dat we misprijzen aanwezig is in iets dat we haten.
Uitleg: in zover we iets misprijzen dat we haten, ontkennen we het bestaan ervan (zie 3p52s) en (volgens 3p2) in zover zijn we verblijd. Maar aangezien we veronderstellen dat wat men bespot ook haat, volgt daaruit dat die blijdschap niet solide is. Zie 3p47s.
Latijnse tekst
XI. Irrisio est lætitia orta ex eo quod aliquid quod contemnimus in re quam odimus inesse imaginamur.
EXPLICATIO : Quatenus rem quam odimus contemnimus eatenus de eadem existentiam negamus (vide scholium propositionis 52 hujus) et eatenus (per propositionem 20 hujus) lætamur. Sed quoniam supponimus hominem id quod irridet odio tamen habere, sequitur hanc lætitiam solidam non esse. Vide scholium propositionis 47 hujus.
XI. Irrisio est lætitia orta ex eo quod aliquid quod contemnimus in re quam odimus inesse imaginamur.
EXPLICATIO : Quatenus rem quam odimus contemnimus eatenus de eadem existentiam negamus (vide scholium propositionis 52 hujus) et eatenus (per propositionem 20 hujus) lætamur. Sed quoniam supponimus hominem id quod irridet odio tamen habere, sequitur hanc lætitiam solidam non esse. Vide scholium propositionis 47 hujus.
Toelichting
Definitie 11. Spot is een blijdschap: wij lachen omdat we vaststellen dat iets dat we haatten of vreesden, bij nader toezien of wanneer wij er daadwerkelijk mee geconfronteerd worden, helemaal niet de eigenschappen bezit die ons tot haat of vrees aangezet hadden. Het is dus een vorm van misprijzen, omdat we het bestaan ontkennen van wat ons aanvankelijk deed haten of vrezen, zodat we ons daarover nu vrolijk kunnen maken. Vandaar de definitie: spot is de blijdschap die ontstaat wanneer we ervan overtuigd geraken dat in het voorwerp van onze haat iets aanwezig is dat we misprijzen. Als we immers iets misprijzen, is het omdat iets hatelijks of vreesaanjagends er niet is waarvan we dachten dat het er was. Spinoza maakt hier wel een overgang van het misprijzen van iets naar het misprijzen van de kenmerken van iets. We ontkennen immers niet het bestaan van het object van ons misprijzen, maar van de kenmerken van dat object. Spot is dus een blijdschap veroorzaakt door iets dat er niet is en aldus is het geen gemoedstoestand, zoals ook het misprijzen zelf geen gemoedstoestand is.
Spinoza laat nog opmerken dat door iets te misprijzen inderdaad de zaak zelf blijft bestaan, ook als we de kenmerken ervan ontkennen en dat dus ook de haat niet verdwijnt. De blijdschap die ontstaat uit het misprijzen, met andere woorden de spot, kan de haat wel onderdrukken, maar niet opheffen. Bij het spotten blijft er nog altijd iets achter van de haat of de vrees, merkt Spinoza terecht op. Spot is in die zin iets anders dan het zich vrolijk maken over iets dat men niet gehaat of gevreesd heeft. Het is het cruciale verschil tussen lachen en uitlachen.
Definitie 11. Spot is een blijdschap: wij lachen omdat we vaststellen dat iets dat we haatten of vreesden, bij nader toezien of wanneer wij er daadwerkelijk mee geconfronteerd worden, helemaal niet de eigenschappen bezit die ons tot haat of vrees aangezet hadden. Het is dus een vorm van misprijzen, omdat we het bestaan ontkennen van wat ons aanvankelijk deed haten of vrezen, zodat we ons daarover nu vrolijk kunnen maken. Vandaar de definitie: spot is de blijdschap die ontstaat wanneer we ervan overtuigd geraken dat in het voorwerp van onze haat iets aanwezig is dat we misprijzen. Als we immers iets misprijzen, is het omdat iets hatelijks of vreesaanjagends er niet is waarvan we dachten dat het er was. Spinoza maakt hier wel een overgang van het misprijzen van iets naar het misprijzen van de kenmerken van iets. We ontkennen immers niet het bestaan van het object van ons misprijzen, maar van de kenmerken van dat object. Spot is dus een blijdschap veroorzaakt door iets dat er niet is en aldus is het geen gemoedstoestand, zoals ook het misprijzen zelf geen gemoedstoestand is.
Spinoza laat nog opmerken dat door iets te misprijzen inderdaad de zaak zelf blijft bestaan, ook als we de kenmerken ervan ontkennen en dat dus ook de haat niet verdwijnt. De blijdschap die ontstaat uit het misprijzen, met andere woorden de spot, kan de haat wel onderdrukken, maar niet opheffen. Bij het spotten blijft er nog altijd iets achter van de haat of de vrees, merkt Spinoza terecht op. Spot is in die zin iets anders dan het zich vrolijk maken over iets dat men niet gehaat of gevreesd heeft. Het is het cruciale verschil tussen lachen en uitlachen.