Vertaling
Stelling 36. Inadequate en confuse ideeën komen met dezelfde noodzakelijkheid voort als adequate oftewel heldere en distinctieve.
Bewijs: alle ideeën zijn in God (volgens 1p15) en in zover ze teruggaan op God zijn ze waar (volgens 2p32) en adequaat (volgens 2p7c); en dus zijn er geen inadequate noch confuse, tenzij ze teruggaan op iemands singulier gemoed. Zie daarover 2p24 en 28). En dus komen ze allemaal, zowel de zeer adequate als de inadequate met dezelfde noodzakelijkheid voort (volgens 2p6c), q.e.d.
Stelling 36. Inadequate en confuse ideeën komen met dezelfde noodzakelijkheid voort als adequate oftewel heldere en distinctieve.
Bewijs: alle ideeën zijn in God (volgens 1p15) en in zover ze teruggaan op God zijn ze waar (volgens 2p32) en adequaat (volgens 2p7c); en dus zijn er geen inadequate noch confuse, tenzij ze teruggaan op iemands singulier gemoed. Zie daarover 2p24 en 28). En dus komen ze allemaal, zowel de zeer adequate als de inadequate met dezelfde noodzakelijkheid voort (volgens 2p6c), q.e.d.
Latijnse tekst
PROPOSITIO XXXVI: Ideæ inadæquatæ et confusæ eadem necessitate consequuntur ac adæquatæ sive claræ ac distinctæ ideæ.
DEMONSTRATIO: Ideæ omnes in Deo sunt (per propositionem 15 partis I) et quatenus ad Deum referuntur, sunt veræ (per propositionem 32 hujus) et (per corollarium propositionis 7 hujus) adæquatæ adeoque nullæ inadæquatæ nec confusæ sunt nisi quatenus ad singularem alicujus mentem referuntur (qua de re vide propositiones 24 et 28 hujus) adeoque omnes tam adæquatæ quam inadæquatæ eadem necessitate (per corollarium propositionis 6 hujus) consequuntur. Q.E.D.
PROPOSITIO XXXVI: Ideæ inadæquatæ et confusæ eadem necessitate consequuntur ac adæquatæ sive claræ ac distinctæ ideæ.
DEMONSTRATIO: Ideæ omnes in Deo sunt (per propositionem 15 partis I) et quatenus ad Deum referuntur, sunt veræ (per propositionem 32 hujus) et (per corollarium propositionis 7 hujus) adæquatæ adeoque nullæ inadæquatæ nec confusæ sunt nisi quatenus ad singularem alicujus mentem referuntur (qua de re vide propositiones 24 et 28 hujus) adeoque omnes tam adæquatæ quam inadæquatæ eadem necessitate (per corollarium propositionis 6 hujus) consequuntur. Q.E.D.
Toelichting
In stelling 36 stelt Spinoza het nog eens zeer duidelijk: enerzijds is er de oorzakelijke keten van adequate en ware ideeën (in de substantie); daar komen geen andere ideeën voor dan adequate. Het zijn de ideeën van de zaken zoals ze werkelijk zijn, omdat ze gesteund zijn op een ander waar idee enzovoort. Anderzijds zijn er inadequate ideeën, maar enkel in het gemoed van een singuliere persoon en die zijn intrinsiek inadequaat en confuus, ze kunnen niet anders dan zo zijn. Dat betekent dat deze inadequate ideeën even noodzakelijk confuus zijn als de adequate waar zijn. Ze zijn evengoed het noodzakelijk gevolg van hun oorzaken als de adequate ideeën van hun oorzaken.
In stelling 36 stelt Spinoza het nog eens zeer duidelijk: enerzijds is er de oorzakelijke keten van adequate en ware ideeën (in de substantie); daar komen geen andere ideeën voor dan adequate. Het zijn de ideeën van de zaken zoals ze werkelijk zijn, omdat ze gesteund zijn op een ander waar idee enzovoort. Anderzijds zijn er inadequate ideeën, maar enkel in het gemoed van een singuliere persoon en die zijn intrinsiek inadequaat en confuus, ze kunnen niet anders dan zo zijn. Dat betekent dat deze inadequate ideeën even noodzakelijk confuus zijn als de adequate waar zijn. Ze zijn evengoed het noodzakelijk gevolg van hun oorzaken als de adequate ideeën van hun oorzaken.