Vertaling
Stelling 30. Het begrijpen, hetzij het begrensde daadwerkelijke, hetzij het onbegrensde daadwerkelijke, moet de attributen Gods en de toestanden Gods inhouden en niets anders.
Bewijs: Een waar idee moet met zijn ideatum overeenkomen (volgens axioma 6), i.e. (vanzelfsprekend) dat wat objectief in het begrijpen vervat is, moet noodzakelijkerwijs in de natuur bestaan; maar in de natuur bestaat er (volgens het corollarium van stelling 14) niets anders dan één substantie, namelijk God, en geen andere toestanden (volgens stelling 15) dan die in God zijn en die (volgens dezelfde stelling) zonder God niet kunnen zijn of denkbaar zijn; dus moet het begrensde daadwerkelijke of het onbegrensde daadwerkelijke begrijpen de attributen Gods en de toestanden Gods inhouden en niets anders, q.e.d.
Stelling 30. Het begrijpen, hetzij het begrensde daadwerkelijke, hetzij het onbegrensde daadwerkelijke, moet de attributen Gods en de toestanden Gods inhouden en niets anders.
Bewijs: Een waar idee moet met zijn ideatum overeenkomen (volgens axioma 6), i.e. (vanzelfsprekend) dat wat objectief in het begrijpen vervat is, moet noodzakelijkerwijs in de natuur bestaan; maar in de natuur bestaat er (volgens het corollarium van stelling 14) niets anders dan één substantie, namelijk God, en geen andere toestanden (volgens stelling 15) dan die in God zijn en die (volgens dezelfde stelling) zonder God niet kunnen zijn of denkbaar zijn; dus moet het begrensde daadwerkelijke of het onbegrensde daadwerkelijke begrijpen de attributen Gods en de toestanden Gods inhouden en niets anders, q.e.d.
Latijnse tekst
PROPOSITIO XXX: Intellectus actu finitus aut actu infinitus Dei attributa Deique affectiones comprehendere debet et nihil aliud.
DEMONSTRATIO: Idea vera debet convenire cum suo ideato (per axioma 6) hoc est (ut per se notum) id quod in intellectu objective continetur, debet necessario in natura dari. Atqui in natura (per corollarium I propositionis 14) non nisi una substantia datur nempe Deus nec ullæ aliæ affectiones (per propositionem 15) quam quæ in Deo sunt et quæ (per eandem propositionem) sine Deo nec esse nec concipi possunt; ergo intellectus actu finitus aut actu infinitus Dei attributa Deique affectiones comprehendere debet et nihil aliud. Q.E.D.
PROPOSITIO XXX: Intellectus actu finitus aut actu infinitus Dei attributa Deique affectiones comprehendere debet et nihil aliud.
DEMONSTRATIO: Idea vera debet convenire cum suo ideato (per axioma 6) hoc est (ut per se notum) id quod in intellectu objective continetur, debet necessario in natura dari. Atqui in natura (per corollarium I propositionis 14) non nisi una substantia datur nempe Deus nec ullæ aliæ affectiones (per propositionem 15) quam quæ in Deo sunt et quæ (per eandem propositionem) sine Deo nec esse nec concipi possunt; ergo intellectus actu finitus aut actu infinitus Dei attributa Deique affectiones comprehendere debet et nihil aliud. Q.E.D.
Toelichting
Stelling 30 gaat in op de verhouding tussen de zaken en hun idee. Volgens axioma 6 moet een waar idee overeenstemmen met zijn ideatum, datgene waarvan het inderdaad het idee is. Als men dus daadwerkelijk een waar idee heeft, moet er noodzakelijkerwijs iets zijn dat werkelijk bestaat en dat beantwoordt aan dat idee. Het maakt dan niet uit of het gaat om een begrensd of een onbegrensd begrijpen, waarover meer in de volgende stelling. Al wat is, is in de unieke substantie met haar attributen, die zonder deze niet kunnen bestaan of denkbaar zijn. Aan al wat is, beantwoordt dus een waar idee, er is dus een begrijpen van al de attributen van de substantie en van al hun toestanden of modi, of anders gezegd: het begrijpen houdt de attributen van de substantie en hun toestanden in.
Stelling 30 gaat in op de verhouding tussen de zaken en hun idee. Volgens axioma 6 moet een waar idee overeenstemmen met zijn ideatum, datgene waarvan het inderdaad het idee is. Als men dus daadwerkelijk een waar idee heeft, moet er noodzakelijkerwijs iets zijn dat werkelijk bestaat en dat beantwoordt aan dat idee. Het maakt dan niet uit of het gaat om een begrensd of een onbegrensd begrijpen, waarover meer in de volgende stelling. Al wat is, is in de unieke substantie met haar attributen, die zonder deze niet kunnen bestaan of denkbaar zijn. Aan al wat is, beantwoordt dus een waar idee, er is dus een begrijpen van al de attributen van de substantie en van al hun toestanden of modi, of anders gezegd: het begrijpen houdt de attributen van de substantie en hun toestanden in.