Derde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Stelling 48. De liefde en de haat jegens bijvoorbeeld Piet wordt vernietigd indien de droefheid die deze laatste en de blijdschap die de eerstgenoemde inhoudt, verbonden wordt met het idee van een andere oorzaak; en elk van beide vermindert in zover wij ons inbeelden dat Piet niet alleen de oorzaak is van elk van beide.
Bewijs: dat blijkt alleen al uit de definitie van liefde en haat, zie daarvoor 3p13s. Want liefde wordt enkel en alleen om deze reden een blijdschap genoemd, evenals de haat jegens Piet een droefheid, omdat namelijk Piet van de ene of van de andere gemoedstoestand als de oorzaak beschouwd wordt. Wanneer dat derhalve helemaal of ten dele wegvalt, vermindert tevens de gemoedstoestand tegenover Piet geheel of ten dele, q.e.d.
Stelling 48. De liefde en de haat jegens bijvoorbeeld Piet wordt vernietigd indien de droefheid die deze laatste en de blijdschap die de eerstgenoemde inhoudt, verbonden wordt met het idee van een andere oorzaak; en elk van beide vermindert in zover wij ons inbeelden dat Piet niet alleen de oorzaak is van elk van beide.
Bewijs: dat blijkt alleen al uit de definitie van liefde en haat, zie daarvoor 3p13s. Want liefde wordt enkel en alleen om deze reden een blijdschap genoemd, evenals de haat jegens Piet een droefheid, omdat namelijk Piet van de ene of van de andere gemoedstoestand als de oorzaak beschouwd wordt. Wanneer dat derhalve helemaal of ten dele wegvalt, vermindert tevens de gemoedstoestand tegenover Piet geheel of ten dele, q.e.d.
Latijnse tekst
PROPOSITIO XLVIII: Amor et odium exempli gratia erga Petrum destruitur si tristitia quam hoc et lætitia quam ille involvit, ideæ alterius causæ jungatur et eatenus uterque diminuitur quatenus imaginamur Petrum non solum fuisse alterutrius causam.
DEMONSTRATIO: Patet ex sola amoris et odii definitione, quam vide in scholio propositionis 13 hujus. Nam propter hoc solum lætitia vocatur amor et tristitia odium erga Petrum quia scilicet Petrus hujus vel illius affectus causa esse consideratur. Hoc itaque prorsus vel ex parte sublato affectus quoque erga Petrum prorsus vel ex parte diminuitur. Q.E.D.
PROPOSITIO XLVIII: Amor et odium exempli gratia erga Petrum destruitur si tristitia quam hoc et lætitia quam ille involvit, ideæ alterius causæ jungatur et eatenus uterque diminuitur quatenus imaginamur Petrum non solum fuisse alterutrius causam.
DEMONSTRATIO: Patet ex sola amoris et odii definitione, quam vide in scholio propositionis 13 hujus. Nam propter hoc solum lætitia vocatur amor et tristitia odium erga Petrum quia scilicet Petrus hujus vel illius affectus causa esse consideratur. Hoc itaque prorsus vel ex parte sublato affectus quoque erga Petrum prorsus vel ex parte diminuitur. Q.E.D.
Toelichting
Stelling 48 nuanceert de liefde en de haat die wij voelen tegenover een persoon, in het voorbeeld Piet. Het is immers bijna vanzelfsprekend dat er bij die liefde of haat andere factoren meespelen dan alleen maar Piet zelf en dat onze vreugde die gepaard gaat met onze liefde of de droefheid die gepaard gaat met onze haat mede veroorzaakt wordt door allerlei bijkomende omstandigheden. Naarmate die andere elementen een grotere rol spelen in het tot stand komen van onze gemoedstoestand, zal onze liefde of haat jegens Piet minder intens zijn. Dat volgt onvermijdelijk uit de strakke, nuchtere definitie die Spinoza heeft gegeven van de liefde: het is de blijdschap bij de gedachte aan een externe oorzaak, wij hebben lief wie ons blijdschap bezorgt. Als Piet niet de hele oorzaak is van onze blijdschap, zullen wij hem minder liefhebben dan wanneer hij dat wel is, en wanneer hij in feite helemaal niet de oorzaak van onze blijdschap is, zullen we hem helemaal niet liefhebben, maar wel de werkelijke oorzaak van onze blijdschap.
Stelling 48 nuanceert de liefde en de haat die wij voelen tegenover een persoon, in het voorbeeld Piet. Het is immers bijna vanzelfsprekend dat er bij die liefde of haat andere factoren meespelen dan alleen maar Piet zelf en dat onze vreugde die gepaard gaat met onze liefde of de droefheid die gepaard gaat met onze haat mede veroorzaakt wordt door allerlei bijkomende omstandigheden. Naarmate die andere elementen een grotere rol spelen in het tot stand komen van onze gemoedstoestand, zal onze liefde of haat jegens Piet minder intens zijn. Dat volgt onvermijdelijk uit de strakke, nuchtere definitie die Spinoza heeft gegeven van de liefde: het is de blijdschap bij de gedachte aan een externe oorzaak, wij hebben lief wie ons blijdschap bezorgt. Als Piet niet de hele oorzaak is van onze blijdschap, zullen wij hem minder liefhebben dan wanneer hij dat wel is, en wanneer hij in feite helemaal niet de oorzaak van onze blijdschap is, zullen we hem helemaal niet liefhebben, maar wel de werkelijke oorzaak van onze blijdschap.