Derde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Stelling 54. Het gemoed streeft ernaar zich enkel die zaken in te beelden die zijn daadkracht bewerkstelligen.
Bewijs: het streven van het gemoed of zijn kracht is de essentie zelf van het gemoed (volgens 3p7). Welnu, de essentie van het gemoed (dat is vanzelfsprekend) bevestigt enkel wat het gemoed is en kan, en niet wat het niet is noch kan. En dus streeft het enkel na wat zijn daadkracht bevestigt of bewerkstelligt, q.e.d.
Stelling 54. Het gemoed streeft ernaar zich enkel die zaken in te beelden die zijn daadkracht bewerkstelligen.
Bewijs: het streven van het gemoed of zijn kracht is de essentie zelf van het gemoed (volgens 3p7). Welnu, de essentie van het gemoed (dat is vanzelfsprekend) bevestigt enkel wat het gemoed is en kan, en niet wat het niet is noch kan. En dus streeft het enkel na wat zijn daadkracht bevestigt of bewerkstelligt, q.e.d.
Latijnse tekst
PROPOSITIO LIV: Mens ea tantum imaginari conatur quæ ipsius agendi potentiam ponunt.
DEMONSTRATIO : Mentis conatus sive potentia est ipsa ipsius mentis essentia (per propositionem 7 hujus); mentis autem essentia (ut per se notum) id tantum quod mens est et potest, affirmat; at non id quod non est neque potest adeoque id tantum imaginari conatur quod ipsius agendi potentiam affirmat sive ponit. Q.E.D.
PROPOSITIO LIV: Mens ea tantum imaginari conatur quæ ipsius agendi potentiam ponunt.
DEMONSTRATIO : Mentis conatus sive potentia est ipsa ipsius mentis essentia (per propositionem 7 hujus); mentis autem essentia (ut per se notum) id tantum quod mens est et potest, affirmat; at non id quod non est neque potest adeoque id tantum imaginari conatur quod ipsius agendi potentiam affirmat sive ponit. Q.E.D.
Toelichting
Stelling 54 bouwt voort op de vorige stelling. De zelfkennis van het gemoed is een reden tot blijdschap en verhoogt de daadkracht van het gemoed. Het ligt dan voor de hand dat het gemoed ernaar zal streven om zich vooral die zaken in te denken die zijn daadkracht bevorderen. Het bewijs wordt geleverd vanuit de definitie zelf van het gemoed: de conatus van het gemoed is de essentie zelf van het gemoed en die essentie bevestigt uitsluitend wat iets is en waartoe het in staat is, en niet wat het niet is en niet kan. Vanuit zijn essentiële conatus zal het gemoed dus enkel nastreven wat die fundamentele aandrift tot stand brengt en bevordert.
Stelling 54 bouwt voort op de vorige stelling. De zelfkennis van het gemoed is een reden tot blijdschap en verhoogt de daadkracht van het gemoed. Het ligt dan voor de hand dat het gemoed ernaar zal streven om zich vooral die zaken in te denken die zijn daadkracht bevorderen. Het bewijs wordt geleverd vanuit de definitie zelf van het gemoed: de conatus van het gemoed is de essentie zelf van het gemoed en die essentie bevestigt uitsluitend wat iets is en waartoe het in staat is, en niet wat het niet is en niet kan. Vanuit zijn essentiële conatus zal het gemoed dus enkel nastreven wat die fundamentele aandrift tot stand brengt en bevordert.