Vierde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Stelling 23. In zover men gedetermineerd is om iets te doen doordat men inadequate ideeën heeft, kan men niet absoluut zeggen dat men handelt vanuit de daadkracht; dat kan enkel in zover men gedetermineerd is doordat men begrijpt.
Bewijs: in zover men gedetermineerd wordt doordat men inadequate ideeën heeft, is men ook passief (volgens 3p1), i.e. (volgens 3def1 & 2) men doet iets dat niet kan begrepen worden middels de eigen essentie alleen; i.e. (volgens 4def8) iets dat niet volgt uit de eigen daadkracht. Welnu, in zover men gedetermineerd is om iets te doen doordat men begrijpt, is men actief (volgens dezelfde 3p1), i.e. (volgens 3def2) men doet iets dat uitsluitend begrepen wordt middels de eigen essentie, oftewel (volgens 4def8) iets dat adequaat volgt uit de eigen daadkracht, q.e.d.
Stelling 23. In zover men gedetermineerd is om iets te doen doordat men inadequate ideeën heeft, kan men niet absoluut zeggen dat men handelt vanuit de daadkracht; dat kan enkel in zover men gedetermineerd is doordat men begrijpt.
Bewijs: in zover men gedetermineerd wordt doordat men inadequate ideeën heeft, is men ook passief (volgens 3p1), i.e. (volgens 3def1 & 2) men doet iets dat niet kan begrepen worden middels de eigen essentie alleen; i.e. (volgens 4def8) iets dat niet volgt uit de eigen daadkracht. Welnu, in zover men gedetermineerd is om iets te doen doordat men begrijpt, is men actief (volgens dezelfde 3p1), i.e. (volgens 3def2) men doet iets dat uitsluitend begrepen wordt middels de eigen essentie, oftewel (volgens 4def8) iets dat adequaat volgt uit de eigen daadkracht, q.e.d.
Latijnse tekst
PROPOSITIO XXIII: Homo quatenus ad aliquid agendum determinatur ex eo quod ideas habet inadæquatas, non potest absolute dici ex virtute agere sed tantum quatenus determinatur ex eo quod intelligit.
DEMONSTRATIO: Quatenus homo ad agendum determinatur ex eo quod inadæquatas habet ideas eatenus (per propositionem 1 partis III) patitur hoc est (per definitiones 1 et 2 partis III) aliquid agit quod per solam ejus essentiam non potest percipi hoc est (per definitionem 8 hujus) quod ex ipsius virtute non sequitur. At quatenus ad aliquid agendum determinatur ex eo quod intelligit eatenus (per eandem propositionem 1 partis III) agit hoc est (per definitionem 2 partis III) aliquid agit quod per solam ipsius essentiam percipitur sive (per definitionem 8 hujus) quod ex ipsius virtute adæquate sequitur. Q.E.D.
PROPOSITIO XXIII: Homo quatenus ad aliquid agendum determinatur ex eo quod ideas habet inadæquatas, non potest absolute dici ex virtute agere sed tantum quatenus determinatur ex eo quod intelligit.
DEMONSTRATIO: Quatenus homo ad agendum determinatur ex eo quod inadæquatas habet ideas eatenus (per propositionem 1 partis III) patitur hoc est (per definitiones 1 et 2 partis III) aliquid agit quod per solam ejus essentiam non potest percipi hoc est (per definitionem 8 hujus) quod ex ipsius virtute non sequitur. At quatenus ad aliquid agendum determinatur ex eo quod intelligit eatenus (per eandem propositionem 1 partis III) agit hoc est (per definitionem 2 partis III) aliquid agit quod per solam ipsius essentiam percipitur sive (per definitionem 8 hujus) quod ex ipsius virtute adæquate sequitur. Q.E.D.
Toelichting
Dat Spinoza met virtus inderdaad de daadkracht bedoelt en niet de deugdzaamheid, blijkt eveneens uit deze stelling. Ons handelen is gedetermineerd door de ideeën die wij ons vormen; als dat inadequate ideeën zijn, handelen we niet vanuit onze daadkracht, dat wil zeggen ons streven naar zelfbehoud. Dat is immers enkel het geval wanneer ons handelen gedetermineerd wordt doordat wij begrijpen, inzicht hebben.
Het bewijs grijpt terug naar het onderscheid tussen de acties en de passies van de mens. Inadequate ideeën hebben betekent dat wij passief zijn, dat wij de inwerking ondergaan van externe oorzaken die verhinderen dat wij tot adequate ideeën komen. Wat wij doen, is dan niet uitsluitend het resultaat van onze eigen essentie, maar wordt in belangrijke mate mede bepaald door die externe oorzaken. Dus handelen we in dat geval niet vanuit onze eigen daadkracht. Actief zijn wij integendeel wanneer wij iets begrijpen en op grond van dat inzicht handelen. Wat we in dat geval doen, kan integraal begrepen worden vanuit onze eigen essentie, zonder een beroep te doen op enige inwerking van externe oorzaken, en volgt dus adequaat uit onze eigen daadkracht.
Als men in deze stelling ‘deugd’ leest voor virtus, is ze zo goed als onverstaanbaar en klopt de logica niet. Dat wijst op het belang van een accurate contextuele vertaling en een toelichting voor wie Spinoza niet in de grondtekst kan lezen. Maar zelfs wie Latijn kent, laat zich nog gemakkelijk misleiden door afgeleide of niet-historische betekenissen van woorden en wendingen. Enkel door wat er staat op zichzelf en in de context van het betoog te begrijpen en te vertalen kan men hopen de betekenis te achterhalen die Spinoza bedoeld moet hebben.
Dat Spinoza met virtus inderdaad de daadkracht bedoelt en niet de deugdzaamheid, blijkt eveneens uit deze stelling. Ons handelen is gedetermineerd door de ideeën die wij ons vormen; als dat inadequate ideeën zijn, handelen we niet vanuit onze daadkracht, dat wil zeggen ons streven naar zelfbehoud. Dat is immers enkel het geval wanneer ons handelen gedetermineerd wordt doordat wij begrijpen, inzicht hebben.
Het bewijs grijpt terug naar het onderscheid tussen de acties en de passies van de mens. Inadequate ideeën hebben betekent dat wij passief zijn, dat wij de inwerking ondergaan van externe oorzaken die verhinderen dat wij tot adequate ideeën komen. Wat wij doen, is dan niet uitsluitend het resultaat van onze eigen essentie, maar wordt in belangrijke mate mede bepaald door die externe oorzaken. Dus handelen we in dat geval niet vanuit onze eigen daadkracht. Actief zijn wij integendeel wanneer wij iets begrijpen en op grond van dat inzicht handelen. Wat we in dat geval doen, kan integraal begrepen worden vanuit onze eigen essentie, zonder een beroep te doen op enige inwerking van externe oorzaken, en volgt dus adequaat uit onze eigen daadkracht.
Als men in deze stelling ‘deugd’ leest voor virtus, is ze zo goed als onverstaanbaar en klopt de logica niet. Dat wijst op het belang van een accurate contextuele vertaling en een toelichting voor wie Spinoza niet in de grondtekst kan lezen. Maar zelfs wie Latijn kent, laat zich nog gemakkelijk misleiden door afgeleide of niet-historische betekenissen van woorden en wendingen. Enkel door wat er staat op zichzelf en in de context van het betoog te begrijpen en te vertalen kan men hopen de betekenis te achterhalen die Spinoza bedoeld moet hebben.