Vierde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Stelling 61. Een begeerte die ontstaat uit de rede kan niet overdreven zijn.
Bewijs: begeerte is absoluut gezien (volgens def.aff.1) de essentie zelf van de mens in zover die opgevat wordt als op welke wijze dan ook gedetermineerd om iets te doen. Dus is een begeerte die uit de rede ontstaan is, i.e. (volgens 3p3) die in ons ontstaat in zover wij handelen, de essentie zelf of de natuur van de mens in zover die opgevat wordt om te doen wat uitsluitend middels de essentie van de mens adequaat begrepen wordt (volgens 3def2). Indien dus die begeerte overdreven zou kunnen zijn, zou bijgevolg de menselijke natuur op zichzelf beschouwd zichzelf kunnen overtreffen, oftewel meer kunnen dan die kan, wat manifest een contradictie is. Vandaar dat een dergelijke begeerte niet overdreven kan zijn, q.e.d.
Stelling 61. Een begeerte die ontstaat uit de rede kan niet overdreven zijn.
Bewijs: begeerte is absoluut gezien (volgens def.aff.1) de essentie zelf van de mens in zover die opgevat wordt als op welke wijze dan ook gedetermineerd om iets te doen. Dus is een begeerte die uit de rede ontstaan is, i.e. (volgens 3p3) die in ons ontstaat in zover wij handelen, de essentie zelf of de natuur van de mens in zover die opgevat wordt om te doen wat uitsluitend middels de essentie van de mens adequaat begrepen wordt (volgens 3def2). Indien dus die begeerte overdreven zou kunnen zijn, zou bijgevolg de menselijke natuur op zichzelf beschouwd zichzelf kunnen overtreffen, oftewel meer kunnen dan die kan, wat manifest een contradictie is. Vandaar dat een dergelijke begeerte niet overdreven kan zijn, q.e.d.
Latijnse tekst
PROPOSITIO LXI: Cupiditas quæ ex ratione oritur, excessum habere nequit.
DEMONSTRATIO: Cupiditas (per 1 affectuum definitionem) absolute considerata est ipsa hominis essentia quatenus quocunque modo determinata concipitur ad aliquid agendum adeoque cupiditas quæ ex ratione oritur hoc est (per propositionem 3 partis III) quæ in nobis ingeneratur quatenus agimus, est ipsa hominis essentia seu natura quatenus determinata concipitur ad agendum ea quæ per solam hominis essentiam adæquate concipiuntur (per definitionem 2 partis III) : si itaque hæc cupiditas excessum habere posset, posset ergo humana natura in se sola considerata se ipsam excedere sive plus posset quam potest, quod manifesta est contradictio ac proinde hæc cupiditas excessum habere nequit. Q.E.D.
PROPOSITIO LXI: Cupiditas quæ ex ratione oritur, excessum habere nequit.
DEMONSTRATIO: Cupiditas (per 1 affectuum definitionem) absolute considerata est ipsa hominis essentia quatenus quocunque modo determinata concipitur ad aliquid agendum adeoque cupiditas quæ ex ratione oritur hoc est (per propositionem 3 partis III) quæ in nobis ingeneratur quatenus agimus, est ipsa hominis essentia seu natura quatenus determinata concipitur ad agendum ea quæ per solam hominis essentiam adæquate concipiuntur (per definitionem 2 partis III) : si itaque hæc cupiditas excessum habere posset, posset ergo humana natura in se sola considerata se ipsam excedere sive plus posset quam potest, quod manifesta est contradictio ac proinde hæc cupiditas excessum habere nequit. Q.E.D.
Toelichting
Begeerten die ontstaan uit gemoedstoestanden kunnen altijd excessief en blind zijn. Dat is niet het geval bij begeerten die ontstaan uit de rede. Begeerte is immers de essentie zelf van de mens zoals die gedetermineerd wordt om op een bepaalde manier te handelen door om het even welke oorzaak, intern of extern. Als een begeerte ontstaan is uit de rede, is het geen passie maar een actie en is dat onze essentie of onze natuur zelf, op zichzelf beschouwd, zonder beïnvloeding van externe oorzaken, die erop gericht is alleen te doen wat enkel vanuit onze essentie adequaat begrepen wordt. Welnu, als die begeerte excessief zou zijn, dus buitenissig groot, zou de menselijke natuur dus groter kunnen zijn dan zichzelf en meer kunnen dan mogelijk is; dat is een contradictio in terminis. Begeerten die ontstaan uit de rede zijn altijd beperkt tot hun eigen natuur en dus nooit excessief.
Begeerten die ontstaan uit gemoedstoestanden kunnen altijd excessief en blind zijn. Dat is niet het geval bij begeerten die ontstaan uit de rede. Begeerte is immers de essentie zelf van de mens zoals die gedetermineerd wordt om op een bepaalde manier te handelen door om het even welke oorzaak, intern of extern. Als een begeerte ontstaan is uit de rede, is het geen passie maar een actie en is dat onze essentie of onze natuur zelf, op zichzelf beschouwd, zonder beïnvloeding van externe oorzaken, die erop gericht is alleen te doen wat enkel vanuit onze essentie adequaat begrepen wordt. Welnu, als die begeerte excessief zou zijn, dus buitenissig groot, zou de menselijke natuur dus groter kunnen zijn dan zichzelf en meer kunnen dan mogelijk is; dat is een contradictio in terminis. Begeerten die ontstaan uit de rede zijn altijd beperkt tot hun eigen natuur en dus nooit excessief.