Vierde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Stelling 27. Wij weten van niets met zekerheid dat het goed of slecht is, tenzij van wat waarlijk leidt tot begrijpen of wat kan verhinderen dat wij zouden begrijpen.
Bewijs: in zover het gemoed redeneert, streeft het niets anders na dan begrijpen en beoordeelt niets als nuttig voor zichzelf dat niet leidt tot begrijpen (volgens de vorige stelling). Welnu, het gemoed heeft (volgens 2p41 & 43, zie ook het scholium) geen zekerheid over zaken tenzij in zover het adequate ideeën heeft, oftewel (wat volgens 2p40s hetzelfde is) in zover het redeneert. En dus weten we van niets met zekerheid dat het goed is, tenzij van wat waarlijk tot begrijpen leidt; en andersom dat iets slechts is dat kan verhinderen dat wij zouden begrijpen, q.e.d.
Stelling 27. Wij weten van niets met zekerheid dat het goed of slecht is, tenzij van wat waarlijk leidt tot begrijpen of wat kan verhinderen dat wij zouden begrijpen.
Bewijs: in zover het gemoed redeneert, streeft het niets anders na dan begrijpen en beoordeelt niets als nuttig voor zichzelf dat niet leidt tot begrijpen (volgens de vorige stelling). Welnu, het gemoed heeft (volgens 2p41 & 43, zie ook het scholium) geen zekerheid over zaken tenzij in zover het adequate ideeën heeft, oftewel (wat volgens 2p40s hetzelfde is) in zover het redeneert. En dus weten we van niets met zekerheid dat het goed is, tenzij van wat waarlijk tot begrijpen leidt; en andersom dat iets slechts is dat kan verhinderen dat wij zouden begrijpen, q.e.d.
Latijnse tekst
PROPOSITIO XXVII: Nihil certo scimus bonum aut malum esse nisi id quod ad intelligendum revera conducit vel quod impedire potest quominus intelligamus.
DEMONSTRATIO: Mens quatenus ratiocinatur nihil aliud appetit quam intelligere nec aliud sibi utile esse judicat nisi id quod ad intelligendum conducit (per propositionem præcedentem). At mens (per propositiones 41 et 43 partis II, cujus etiam scholium vide) rerum certitudinem non habet nisi quatenus ideas habet adæquatas sive (quod per scholia propositionis 40 partis II idem est) quatenus ratiocinatur; ergo nihil certo scimus bonum esse nisi id quod ad intelligendum revera conducit et contra id malum quod impedire potest quominus intelligamus. Q.E.D.
PROPOSITIO XXVII: Nihil certo scimus bonum aut malum esse nisi id quod ad intelligendum revera conducit vel quod impedire potest quominus intelligamus.
DEMONSTRATIO: Mens quatenus ratiocinatur nihil aliud appetit quam intelligere nec aliud sibi utile esse judicat nisi id quod ad intelligendum conducit (per propositionem præcedentem). At mens (per propositiones 41 et 43 partis II, cujus etiam scholium vide) rerum certitudinem non habet nisi quatenus ideas habet adæquatas sive (quod per scholia propositionis 40 partis II idem est) quatenus ratiocinatur; ergo nihil certo scimus bonum esse nisi id quod ad intelligendum revera conducit et contra id malum quod impedire potest quominus intelligamus. Q.E.D.
Toelichting
We hebben het nu over het gemoed, ons begrijpen, kennen, weten en we hebben vastgesteld dat in die context niets nuttig is tenzij wat dat begrijpen bevordert. Derhalve is wat bijdraagt tot ons adequaat denken noodzakelijk en zeker goed. Om ons zelfbehoud veilig te stellen, is ons redelijk denken ons sterkste wapen. Het is daarmee en enkel daarmee dat we met zekerheid kunnen uitmaken of iets goed is of slecht: wat waarachtig bijdraagt tot onze adequate kennis is goed; wat dat verhindert, is slecht. Spinoza stelt in de bewijsvoering adequaat denken terecht gelijk met redeneren of denken volgens de rede; adequaat denken doen we vanuit onze essentie en onze essentie is ons streven naar zelfbehoud; redelijk denken is denken vanuit diezelfde essentie.
We hebben het nu over het gemoed, ons begrijpen, kennen, weten en we hebben vastgesteld dat in die context niets nuttig is tenzij wat dat begrijpen bevordert. Derhalve is wat bijdraagt tot ons adequaat denken noodzakelijk en zeker goed. Om ons zelfbehoud veilig te stellen, is ons redelijk denken ons sterkste wapen. Het is daarmee en enkel daarmee dat we met zekerheid kunnen uitmaken of iets goed is of slecht: wat waarachtig bijdraagt tot onze adequate kennis is goed; wat dat verhindert, is slecht. Spinoza stelt in de bewijsvoering adequaat denken terecht gelijk met redeneren of denken volgens de rede; adequaat denken doen we vanuit onze essentie en onze essentie is ons streven naar zelfbehoud; redelijk denken is denken vanuit diezelfde essentie.