Vierde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Stelling 32. In zover mensen onderhevig zijn aan passies kan men niet zeggen dat zij overeenstemmen in natuur.
Bewijs: als men van zaken zegt dat ze overeenstemmen in natuur, verstaat men daaronder dat ze overeenstemmen in macht (volgens 3p7); en niet in onmacht oftewel ontkenning en dientengevolge (zie 3p3s) ook niet in passie. Daarom, in zover mensen onderhevig zijn aan passies, kan men niet zeggen dat ze overeenstemmen in natuur, q.e.d.
Scholium: dat is ook zelfevident. Als men immers zegt dat wit en zwart alleen hierin overeenstemmen dat ze geen van beide rood zijn, bevestigt men dat wit en zwart absoluut in niets overeenstemmen. Evenzo, wanneer men zegt dat een steen en een mens enkel hierin overeenstemmen dat elk van beide beperkt is, onmachtig, of niet bestaat vanuit de noodzakelijkheid van zijn natuur, of ten slotte oneindig overtroffen wordt door de macht van externe oorzaken, zegt men hoe dan ook dat een steen en een mens in niets overeenstemmen. Immers, wat enkel overeenstemt in een ontkenning oftewel in iets wat er niet is, stemt waarlijk in niets overeen.
Stelling 32. In zover mensen onderhevig zijn aan passies kan men niet zeggen dat zij overeenstemmen in natuur.
Bewijs: als men van zaken zegt dat ze overeenstemmen in natuur, verstaat men daaronder dat ze overeenstemmen in macht (volgens 3p7); en niet in onmacht oftewel ontkenning en dientengevolge (zie 3p3s) ook niet in passie. Daarom, in zover mensen onderhevig zijn aan passies, kan men niet zeggen dat ze overeenstemmen in natuur, q.e.d.
Scholium: dat is ook zelfevident. Als men immers zegt dat wit en zwart alleen hierin overeenstemmen dat ze geen van beide rood zijn, bevestigt men dat wit en zwart absoluut in niets overeenstemmen. Evenzo, wanneer men zegt dat een steen en een mens enkel hierin overeenstemmen dat elk van beide beperkt is, onmachtig, of niet bestaat vanuit de noodzakelijkheid van zijn natuur, of ten slotte oneindig overtroffen wordt door de macht van externe oorzaken, zegt men hoe dan ook dat een steen en een mens in niets overeenstemmen. Immers, wat enkel overeenstemt in een ontkenning oftewel in iets wat er niet is, stemt waarlijk in niets overeen.
Latijnse tekst
PROPOSITIO XXXII: Quatenus homines passionibus sunt obnoxii, non possunt eatenus dici quod natura conveniant.
DEMONSTRATIO: Quæ natura convenire dicuntur, potentia convenire intelliguntur (per propositionem 7 partis III) non autem impotentia seu negatione et consequenter (vide scholium propositionis 3 partis III) neque etiam passione; quare homines quatenus passionibus sunt obnoxii, non possunt dici quod natura conveniant. Q.E.D.
SCHOLIUM: Res etiam per se patet; qui enim ait album et nigrum in eo solummodo convenire quod neutrum sit rubrum, is absolute affirmat album et nigrum nulla in re convenire. Sic etiam si quis ait lapidem et hominem in hoc tantum convenire quod uterque sit finitus, impotens vel quod ex necessitate suæ naturæ non existit vel denique quod a potentia causarum externarum indefinite superatur, is omnino affirmat lapidem et hominem nulla in re convenire; quæ enim in sola negatione sive in eo quod non habent conveniunt, ea revera nulla in re conveniunt.
PROPOSITIO XXXII: Quatenus homines passionibus sunt obnoxii, non possunt eatenus dici quod natura conveniant.
DEMONSTRATIO: Quæ natura convenire dicuntur, potentia convenire intelliguntur (per propositionem 7 partis III) non autem impotentia seu negatione et consequenter (vide scholium propositionis 3 partis III) neque etiam passione; quare homines quatenus passionibus sunt obnoxii, non possunt dici quod natura conveniant. Q.E.D.
SCHOLIUM: Res etiam per se patet; qui enim ait album et nigrum in eo solummodo convenire quod neutrum sit rubrum, is absolute affirmat album et nigrum nulla in re convenire. Sic etiam si quis ait lapidem et hominem in hoc tantum convenire quod uterque sit finitus, impotens vel quod ex necessitate suæ naturæ non existit vel denique quod a potentia causarum externarum indefinite superatur, is omnino affirmat lapidem et hominem nulla in re convenire; quæ enim in sola negatione sive in eo quod non habent conveniunt, ea revera nulla in re conveniunt.
Toelichting
Het wordt stilaan concreter. Van nature zijn andere mensen ons het meest nabij: onze natuur stemt veel meer overeen met die van andere mensen dan met de natuur van zaken waarmee we veel minder gemeen hebben. Maar wij stemmen met sommige mensen veel meer overeen dan met andere. Wat bepaalt of we in overeenstemming zijn of niet? Spinoza beweert dat de passies daarvoor verantwoordelijk zijn: in de mate dat we aan passies onderhevig zijn, stemmen we niet met onze medemensen overeen.Het bewijs is kort en bondig: onze natuur is onze conatus en dus onze daadkracht; overeenstemmen in natuur betekent overeenstemmen in daadkracht, en niet in onmacht, of in wat we niet hebben. Passies berusten op inadequate ideeën en ideeën zijn inadequaat omdat ze tekortschieten in waarheid, omdat zij niet de hele waarheid bevatten. Passies zijn onmacht en dus kunnen we niet met anderen overeenstemmen in passies, of passies zijn de oorzaak van het feit dat wij niet in natuur overeenstemmen met andere mensen.
Het scholium bewijst dat op een andere manier, namelijk door de evidentie ervan aan te tonen door enkele sprekende voorbeelden. Als men beweert dat zwart en wit wel degelijk iets gemeenschappelijks hebben, namelijk dat ze geen van beide rood zijn en dat ze dus enkel op elkaar lijken in wat ze niet zijn, lijken ze in feite niet op elkaar in wat ze wel zijn en zegt men in feite dat ze helemaal niet op elkaar lijken. Wat heeft een steen gemeen met een mens? Spinoza somt een reeks negatieve kenmerken op die op beide van toepassing zijn, kenmerken die aangeven wat ze niet zijn; dat betekent dat ze op elkaar lijken in wat ze niet zijn, en niet in wat ze wel zijn; dus lijken ze niet op elkaar. Dat kan men inderdaad tot een algemene regel verheffen: zaken die enkel gemeen hebben wat ze niet zijn, hebben niets gemeen.
Het wordt stilaan concreter. Van nature zijn andere mensen ons het meest nabij: onze natuur stemt veel meer overeen met die van andere mensen dan met de natuur van zaken waarmee we veel minder gemeen hebben. Maar wij stemmen met sommige mensen veel meer overeen dan met andere. Wat bepaalt of we in overeenstemming zijn of niet? Spinoza beweert dat de passies daarvoor verantwoordelijk zijn: in de mate dat we aan passies onderhevig zijn, stemmen we niet met onze medemensen overeen.Het bewijs is kort en bondig: onze natuur is onze conatus en dus onze daadkracht; overeenstemmen in natuur betekent overeenstemmen in daadkracht, en niet in onmacht, of in wat we niet hebben. Passies berusten op inadequate ideeën en ideeën zijn inadequaat omdat ze tekortschieten in waarheid, omdat zij niet de hele waarheid bevatten. Passies zijn onmacht en dus kunnen we niet met anderen overeenstemmen in passies, of passies zijn de oorzaak van het feit dat wij niet in natuur overeenstemmen met andere mensen.
Het scholium bewijst dat op een andere manier, namelijk door de evidentie ervan aan te tonen door enkele sprekende voorbeelden. Als men beweert dat zwart en wit wel degelijk iets gemeenschappelijks hebben, namelijk dat ze geen van beide rood zijn en dat ze dus enkel op elkaar lijken in wat ze niet zijn, lijken ze in feite niet op elkaar in wat ze wel zijn en zegt men in feite dat ze helemaal niet op elkaar lijken. Wat heeft een steen gemeen met een mens? Spinoza somt een reeks negatieve kenmerken op die op beide van toepassing zijn, kenmerken die aangeven wat ze niet zijn; dat betekent dat ze op elkaar lijken in wat ze niet zijn, en niet in wat ze wel zijn; dus lijken ze niet op elkaar. Dat kan men inderdaad tot een algemene regel verheffen: zaken die enkel gemeen hebben wat ze niet zijn, hebben niets gemeen.