Vierde deel van de Ethica:
|
Vertaling
Stelling 30. Iets kan niet slecht zijn middels iets dat het met onze natuur gemeen heeft; in zover het slecht is voor ons, is het inderdaad ook aan ons tegengesteld.
Bewijs: wij noemen iets slecht dat de oorzaak is van droefheid (volgens 4p8), i.e. (volgens de definitie daarvan, zie daarvoor 3p11s) iets dat onze daadkracht vermindert of onderdrukt. Wanneer dus iets door wat het met ons gemeen heeft slecht is voor ons, kan het wat het met ons gemeen heeft verminderen of onderdrukken, wat absurd is (volgens 3p4). Dus kan iets niet slecht zijn voor ons middels wat het met ons gemeen heeft, maar integendeel, in zover het slecht is voor ons, i.e. (zoals we al aangetoond hebben) in zover het onze daadkracht kan verminderen of onderdrukken, is het ook (volgens 3p5) tegengesteld aan ons, q.e.d.
Stelling 30. Iets kan niet slecht zijn middels iets dat het met onze natuur gemeen heeft; in zover het slecht is voor ons, is het inderdaad ook aan ons tegengesteld.
Bewijs: wij noemen iets slecht dat de oorzaak is van droefheid (volgens 4p8), i.e. (volgens de definitie daarvan, zie daarvoor 3p11s) iets dat onze daadkracht vermindert of onderdrukt. Wanneer dus iets door wat het met ons gemeen heeft slecht is voor ons, kan het wat het met ons gemeen heeft verminderen of onderdrukken, wat absurd is (volgens 3p4). Dus kan iets niet slecht zijn voor ons middels wat het met ons gemeen heeft, maar integendeel, in zover het slecht is voor ons, i.e. (zoals we al aangetoond hebben) in zover het onze daadkracht kan verminderen of onderdrukken, is het ook (volgens 3p5) tegengesteld aan ons, q.e.d.
Latijnse tekst
PROPOSITIO XXX: Res nulla per id quod cum nostra natura commune habet, potest esse mala sed quatenus nobis mala est eatenus est nobis contraria.
DEMONSTRATIO: Id malum vocamus quod causa est tristitiæ (per propositionem 8 hujus) hoc est (per ejus definitionem, quam vide in scholio propositionis 11 partis III) quod nostram agendi potentiam minuit vel coercet. Si igitur res aliqua per id quod nobiscum habet commune, nobis esset mala, posset ergo res id ipsum quod nobiscum commune habet, minuere vel coercere, quod (per propositionem 4 partis III) est absurdum. Nulla igitur res per id quod nobiscum commune habet, potest nobis esse mala sed contra quatenus mala est hoc est (ut jam jam ostendimus) quatenus nostram agendi potentiam minuere vel coercere potest eatenus (per propositionem 5 partis III) nobis est contraria. Q.E.D.
PROPOSITIO XXX: Res nulla per id quod cum nostra natura commune habet, potest esse mala sed quatenus nobis mala est eatenus est nobis contraria.
DEMONSTRATIO: Id malum vocamus quod causa est tristitiæ (per propositionem 8 hujus) hoc est (per ejus definitionem, quam vide in scholio propositionis 11 partis III) quod nostram agendi potentiam minuit vel coercet. Si igitur res aliqua per id quod nobiscum habet commune, nobis esset mala, posset ergo res id ipsum quod nobiscum commune habet, minuere vel coercere, quod (per propositionem 4 partis III) est absurdum. Nulla igitur res per id quod nobiscum commune habet, potest nobis esse mala sed contra quatenus mala est hoc est (ut jam jam ostendimus) quatenus nostram agendi potentiam minuere vel coercere potest eatenus (per propositionem 5 partis III) nobis est contraria. Q.E.D.
Toelichting
We zijn nog steeds aan het uitmaken wat goed is voor ons en wat niet, en waarom dat zo is, en hoe we dat kunnen weten. Er zijn zaken die niets met ons gemeen hebben, en die zijn op het punt van goed en kwaad het ene noch het andere, ze zijn onverschillig (Gr. adiaphora, Lat. indifferentia). Andere hebben iets met ons gemeen en kunnen wel degelijk een invloed uitoefenen op onze daadkracht en dus goed of slecht zijn. Welnu, als iets wel degelijk iets gemeen heeft met onze natuur, kan het niet slecht zijn voor ons en als het iets slechts is voor ons, heeft het niets met onze natuur gemeen en is het aan ons tegengesteld. Ook dat lijkt niet voor de hand te liggen. Hoe bewijst Spinoza deze stelling?
Wij noemen iets slecht omdat het de oorzaak is van onze droefheid, dat wil zeggen omdat het onze daadkracht vermindert, omdat we ervaren dat we erdoor overgaan naar een toestand van mindere volmaaktheid. Welnu, als iets in ons iets vermindert en dus gedeeltelijk of geheel vernietigt wat het met ons gemeen heeft, vernietigt het ipso facto datzelfde iets in zichzelf, aangezien het dat met ons gemeen heeft. Dan vernietigt het als het ware zichzelf gedeeltelijk of geheel en dat is onmogelijk: iets kan enkel door een externe oorzaak vernietigd worden (3p4). Als iets slecht is voor ons, dan kan dat niet zijn door middel van iets dat het gemeen heeft met ons. Als iets dus onze daadkracht vermindert en dus in die mate als slecht moet bestempeld worden, is het noodzakelijkerwijs tegengesteld aan ons. Dat wil zeggen dat het niet samen met ons of in ons kan bestaan, precies omdat het in staat is om ons te vernietigen (3p5).
We zijn nog steeds aan het uitmaken wat goed is voor ons en wat niet, en waarom dat zo is, en hoe we dat kunnen weten. Er zijn zaken die niets met ons gemeen hebben, en die zijn op het punt van goed en kwaad het ene noch het andere, ze zijn onverschillig (Gr. adiaphora, Lat. indifferentia). Andere hebben iets met ons gemeen en kunnen wel degelijk een invloed uitoefenen op onze daadkracht en dus goed of slecht zijn. Welnu, als iets wel degelijk iets gemeen heeft met onze natuur, kan het niet slecht zijn voor ons en als het iets slechts is voor ons, heeft het niets met onze natuur gemeen en is het aan ons tegengesteld. Ook dat lijkt niet voor de hand te liggen. Hoe bewijst Spinoza deze stelling?
Wij noemen iets slecht omdat het de oorzaak is van onze droefheid, dat wil zeggen omdat het onze daadkracht vermindert, omdat we ervaren dat we erdoor overgaan naar een toestand van mindere volmaaktheid. Welnu, als iets in ons iets vermindert en dus gedeeltelijk of geheel vernietigt wat het met ons gemeen heeft, vernietigt het ipso facto datzelfde iets in zichzelf, aangezien het dat met ons gemeen heeft. Dan vernietigt het als het ware zichzelf gedeeltelijk of geheel en dat is onmogelijk: iets kan enkel door een externe oorzaak vernietigd worden (3p4). Als iets slecht is voor ons, dan kan dat niet zijn door middel van iets dat het gemeen heeft met ons. Als iets dus onze daadkracht vermindert en dus in die mate als slecht moet bestempeld worden, is het noodzakelijkerwijs tegengesteld aan ons. Dat wil zeggen dat het niet samen met ons of in ons kan bestaan, precies omdat het in staat is om ons te vernietigen (3p5).